Groot-Kempische Cultuurdagen in Hilvarenbeek
Op zaterdag 23 en zondag 24 juli zijn weer de Groot-Kempische Cultuurdagen gehouden, als van ouds onder leiding van de energieke burgemeester van Hilvarenbeek. Het is een uiting van het eenheidsgevoel tussen de Kempen in Nederland en in België: de staatkundige grens wordt als iets kunstmatigs gevoeld.
Enige honderden uit Noord en Zuid hadden aan de uitnodiging van de hr. Meuwese gehoor gegeven. Er werd dan ook een belangrijk, eigentijds onderwerp besproken: Het vraagstuk van de ruimtelijke ordening in het midden-Nederlands gebied tussen de ‘randstad Holland’ en de ‘kernstad Vlaanderen’. Dat het een vraagstuk van verre strekking was, bleek wel uit de aanwezigheid van vertegenwoordigers der ministeries van Noord en Zuid, van de Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, van de Directie van Volkshuishouding.
De inleidingen tot de ruimtelijke ordening werden gehouden door een tweetal professoren: Dr. F. van Mechelen, hoogleraar aan de Universiteit te Leuven en Dr. Jac. Thijsse, conrector van het Institute of social studies te 's-Gravenhage. Op zondag werden de nabesprekingen geleid door de Amsterdamse professor Dr. H.D. de Vries Reilingh.
'k Zal niet trachten de vooral door prof. Van Mechelen met enthousiasme voorgedragen lezing in het kort weer te geven. Liever verwijs ik naar het meer uitvoerig verslag van ons medelid Ir. Cohen Stuart (H.C.C.), dat in het volgende nummer van Neerlandia zal worden opgenomen.
De weergoden waren het congres gunstig. De zon liet zich meermalen zien, het was ook niet te koud om in de openlucht van de goed voorziene Brabantse koffietafel te genieten. Zo'n koffietafel vormt wel hét ontmoetingspunt voor de congressisten.
Tijdens de maaltijd genoten we van het onvergetelijke vendelzwaaien. De kleurige vendels, en costuums, de ritmische bewegingen, de melodieuse muziek, alles werkte samen om er een prachtig geheel van te vormen. Vooral de jeugdgroep uit Dendermonde werkte een mooi choreografisch programma af. Een typische naam droeg die groep: ‘Fro’ of te wel: Vreugde.
Ook werd er nog een Wagenspel opgevoerd: de strijd tussen de Dood en Sisyphus.
Na de taptoe werd voor velen nog een bezoek gebracht aan de Pickwickclub. Doordat prof. Anton van Duinkerken door ziekte zijner vrouw verhinderd was aan de zitting deel te nemen, werd er geen nieuwe ere-doctor benoemd. Op zeer geestige wijze werd door de vader van deze club, de onderwijzer-schrijver Jan Naaykens het nut en de noodzakelijkheid van de B.B. (is hier: Brabants Ballet) behandeld. De medebestuurders wisten menige grappige noot te plaatsen.
Zondag om even over elven werd de discussie-bijeenkomst door prof. De Vries Reilingh geopend. Voor wat daar besproken werd, verwijs ik gaarne naar het uitgebreide verslag in ons volgend nummer. Tegen enen moest deze bijeenkomst gesloten worden, want ieder wenste aanwezig te zijn bij de voorstelling van het reizend Volkstheater van Antwerpen.
Het weer was gunstig, dus de voorstelling had plaats op de binnenhof van het gemeentehuis. De legende (hoe de heer zijn gade verstootte, de dienstmaagd verleidde en zich zelf strafte) werd zonder enig requisiet prachtig uitgebeeld, zowel in stem als in voordracht.
Voor en na de voorstelling zong het Brussels Knapenkoor een schat van Nederlandse (dus ook Vlaamse) liederen.
De dag werd besloten door het uitreiken van 3 litteratuurprijzen, n.l. de romanprijs aan Paul Lebeau uit Antwerpen voor zijn boek ‘Xantippe’, de poëzieprijs, die naar J. Veulemans uit Turnhout ging voor zijn gedicht ‘Landschap’ en de derde prijs, welke aan F. Babylon uit St. Oedenrode werd uitgereikt voor zijn gedicht ‘Oester op het strand’.