Boodschap van Zuid-Vlaanderen aan het 34ste Nederlands Congres te Gent (20-22 mei 1960)
De Nederlandse Taal- en Letterkundige Kongressen en de Zuid-Vlaamse Beweging zijn even oud. Beiden dateren van 1849.
In het jaar, toen de Kongressen geboren werden, schreef de vooruitstrevende Groot-Nederlander, de vader der Nederlandse gedachte in Frans-Vlaanderen, Lodewijk de Baecker, zijn eerste werken, die de stoot gaven aan het bewustmaken van de besten onder zijn landgenoten. Waar trad hij voor de eerste maal op in het openbaar om de zaak van zijn volk te bepleiten? Op het derde Kongres te Brussel, in 1851. De Brusselse franstalige pers merkte op dat zijn tussenkomst ophef maakte.
Een ander overtuigd Nederlander, uit de Westhoek, priester Karel Becuwe, ondernam de reis naar 's-Hertogenbosch in 1860. ‘De Nederlandse Spectator’ begroette zijn aanwezigheid, hoewel zijn naam, om onbegrijpelijke redenen, zegt het blad, op de lijst der deelnemers niet voorkwam. Het zou hem niet beletten volgende Kongressen bij te wonen.
Twee jaar later te Brugge was hij vergezeld van Edmond de Coussemaker, die tot sekretaris van het Kongres benoemd werd en door Alex. Bonvarlet en J.J. Carlier, die er het woord voerden. De afgevaardigden werden door Hendrik Conscience geestdriftig verwelkomd en door de vergadering vurig toegejuicht.
Als nieuwe gestalten uit Zuid-Vlaanderen komen te voorschijn te Gent in 1867 priester D. Carnel, te Leuven in 1869 de burgemeester van St. Winoksbergen, Ch. Delaroiere.
De bijzonderste Frans-Vlamingen, die om het midden van de 19de eeuw naam maakten in de volksstrijd, verschenen dus op de Nederlandse Kongressen.
Het volgende geslacht Vlaamsgezinden blijft hun trouw.
Kan. Prof. Dr. Kamiel Looten neemt op zich een afvaardiging samen te stellen en leidt ze naar het 23ste Kongres te Antwerpen in 1896.
In 1902, op het 27ste Kongres te Kortrijk, dat naar aanleiding van het zesde eeuwfeest van de Guldensporenslag een hoogtepunt in de rij betekende, verbroederde kunstschilder Pieter de Coninck heerlijk met de Afrikaners Reitz, Van Mansvelt en van Broekhuyzen.
Te Antwerpen in 1912, is het pastoor Em. Descamps, toen de schakel tussen Frans-Vlaanderen en het Algemeen Nederlands Verbond, die zijn land op het 32ste Kongres vertegenwoordigt.
Deze samenvatting heeft niet alleen een geschiedkundig belang. Meer aktueel zouden de herinneringen niet kunnen zijn. Want dit verleden leeft in ons.
De Nederlandse Kongressen en de Zuid-Vlaamse Beweging hebben dezelfde leeftijd bereikt: ze zijn even jong.
Dank zij de onverpoosde, in moeilijke omstandigheden aangevangen aktie van het Erasmusgenootschap,
dank zij de hernieuwde geest, die het Algemeen Nederlands Verbond weer, zoals in de gezegende jaren van W.J.L. van Es en J.N. Pattist, bezielt,
verzamelen zich voor de zesde maal te Gent de voortrekkers van de Nederlandse geesteseenheid.
Van haar kant heeft de vereniging ‘de Vlaamse Vrienden in Frankrijk’ naar de overlevering van De Baecker, Becuwe, Looten, Descamps gegrepen.
Met verjongde kracht en aan de tijds- en plaatselijke omstandigheden aangepaste middelen, in samenwerking met allen, die zich tot een onvoorwaardelijk Nederlanderschap bekennen, zet zij de strijd voort voor de bewustwording van de Westhoek der Nederlanden en de bewaring van onze kultuur op deze bedreigde voorpost.
Dr. J. KLAAS