Het Erasmusgenootschap en de Nederlandse kultuurdagen te Gent
Toen, in de jaren der vertwijfeling, de kern van de Vlaamse jeugd werd aangetast, hebben enkelen halt gezegd. In het Dudenpark te Brussel, in de zomer van 1942, marcheerde een groep jonge blauwvoeters op als protest tegen de Duitse richting, die men de jeugdbeweging wou doen inslaan. Reeds op de voormiddag van deze bewuste landdag, had Wim Grauls in de Alhambra uitdrukkelijk de stelling vooropgezet, dat iedereen, die aan ons Nederlanderschap raakte, onze vijand zou zijn: ‘en Duitsland raakt hieraan, en Duitsland is dan ook onze vijand’.
De breuk was volkomen. Ergens in een bakkerij te Vilvoorde, sprak Remi Pirijns tot de oudere leden van de blauwvoeterie. In spijt van alle mogelijke invloeden van buiten uit had de Vlaamse jeugd weer eens zichzelf gered en was het richtsnoer zuiver Nederlands gebleven. De geest van Wies Moens was opnieuw vaardig geworden.
Dat na de eerste donkere na-oorlogsjaren deze jonge mensen elkaar de hand gingen reiken, aan welke zijde van de barricade zij ook hadden gestaan, was de normale evolutie. Het waren zij, die tegen verbodsbepalingen in, de avond vóór de IJzerbedevaart 1949 in een nooit te vergeten optocht naar de bedevaartweide stapten; het waren zij, die in datzelfde jaar, de dag van het Vlaams Nationaal Zangfeest te Turnhout, met honderden en nog eens honderden tuilen en kransen uit heidekruid gemaakt naar het monument van Jozef Simons brachten, die Ernest van der Hallen ten grave droegen, het waren zij, die jeugdkoren en volksdansgroepen oprichtten en die op 19 september 1947 overgingen tot de stichting van het Erasmusgenootschap ‘opgericht ter bevordering van het Kunst- en Kultuurleven in het Gentse’.
Het Erasmusgenootschap: wij mogen glimlachen, wanneer wij aan het povere begin terugdenken. Enkele jonge mensen, die zich leeg voelden in een lege wereld, die behoefte hadden aan een geestelijke gestalte, die geestelijke ruimte in plaats van ruïne om zich heen wilden en die de oude droom niet vergeten en ook niet afgezworen hadden. De eerste maanden leken eer op catacombenwerk. Vergaderen in een achterzaaltje van een ‘friture’ op de Koornmarkt, verdachtmakingen en huiszoekingen, (zo werden o.a. de ‘Verzamelde Werken’ van Guido Gezelle in beslag genomen!), om tenslotte met volle geweld uit te breken en in Gent, kop en hart van Vlaanderen, in het Nederlands kultuurleven de toon aan te geven.
Het ongunstige klimaat werd de zegen. In het krantenverslag van ‘La Métropole’ over mijn toespraak bij de opening van het tweede werkjaar staat ‘il a parlé de Wies Moens... où aboutira-t-il?’.
In 1949 was het honderd jaar geleden, dat te Gent het eerste Nederlands Kongres plaats vond. Het Erasmusgenootschap richtte zijn eerste Nederlandse Kultuurdagen in zonder deelnemers uit Noord-Nederland. Van officiële zijde werd in de Aula van de Rijksuniversiteit een academische zitting gehouden, ter herdenking van het Eerste Kongres. Daar waren aanwezig de hoogste gezagdragers van het land. - Jef Goossenaerts wilde de traditie van onze Kongressen herstellen. Eind augustus begroette hij de Kongressisten, onder wie zes Noord-Nederlanders, en opende het 33ste Kongres.
Aan het slot van de tweede Nederlandse Kultuurdagen te Gent in 1950, komt de Noord-nederlandse dichter Frans Babylon op het podium om namens de Noord-nederlandse deelnemers te danken. Ondertussen hebben een vrij belangrijke groep oud-leden van het Diets Jeugdverbond en oud-studenten van de universiteiten van Gent en Leuven met elkaar contact gekregen. Zij willen een Nederlands verbond van werkgemeenschappen tot stand brengen, kernen van jonge mensen, die zich aaneensluiten om zich samen te bezinnen over de vraagstukken, die voor het Nederlands volk van wezenlijk belang zijn en om samen te streven naar een levenshouding op christelijke en Nederlandse basis. De meest actieven onder hen zijn Dr. jur. Remi Pirijns, Dr. jur. Robert Soetaert, Mr. Piet Blomme en Wim Grauls. Reeds tijdens de eerste grote bijeenkomst zijn contactafspraken gemaakt met het Erasmusgenootschap, dat hèt Nederlands Verbond van werkgemeenschappen wordt.
Hier komt weer eens klaar tot uiting hoe steeds opnieuw het open karakter en de wil tot samenbundeling van alle gezonde krachten dicterend hebben gewerkt.
Het Erasmusgenootschap heeft het grote Vlaamse publiek bereikt. Voor de daarop volgende bijeenkomsten zijn de zalen vaak te klein en de vierde Nederlandse Kultuurdagen brengen 500 kongressisten naar Gent.
Uit Antwerpen, Brabant, Oost- en West-Vlaanderen komen de voorstellen binnen tot het oprichten van werkgemeenschappen. De tegenkanting komt tot op de kansel, vegeterende kulturele werken schermen met eerstgeboorterecht, maar het Erasmusgenootschap komt er, te Kortrijk, Tielt, Brugge, Handzame, Kortemark, Landegem, Aalter, Gentbrugge, Deinze, Lokeren, Brugge, Aalst, Eeklo, Maldegem, Dendermonde, Antwerpen, Mechelen, Brussel, Leuven. Andere plaatselijke en regionale verenigingen en ook jeugdgroepen zoeken bestendige samenwerking.
Begin 1953 is het werk ons over het hoofd gegroeid. Wij hebben geen geld, geen ‘vrijgestelden’, geen lokalen. Er wordt voor samenbundeling van krachten gewerkt, kleinere werkgroepen worden verenigd, niet bestendig leefbare geschrapt en steeds wordt verder gevochten om de richting zuiver te houden.
In een land, met dorpspolitici en middeleeuwse praktijken, is dit niet gemakkelijk. In 1953 worden de eerste Kongresdagen over praktische samenwerking met Noord-Nederland in het Noorden belegd en in 1953 is het Erasmusgenootschap, tijdens de Gentse feestweek op de Pietersberg te Oosterbeek bij Arnhem geweest voor een eerste contactweek Nederland-Vlaanderen. Er komen contacten met de goede vrienden uit de jaren 1930-1940 van de jong-Nederlandse gemeenschap, Dr. H.G.W. van de Wielen te Bakkeveen, Jan Broekman te Bergen. Er is ook contact met de Nederlandse volkshogescholen en in 1954 zendt Radio Hilversum een speciale zendwagen naar Gent voor de opname van de Nederlandse Kultuurdagen.
In 1955 zijn het de onvergetelijke Kultuurdagen met de Vital-Hassaertherdenking en een paar maanden later leren 75 Vlamingen en Noord-Nederlanders elkaar beter begrijpen en waarderen op de contactweek Nederland-Vlaanderen, ingericht te Baarn bij Hilversum, in samenwerking met Drakenburgh.
Ik kan in deze historische schets slechts hier en daar een feit memoreren. Weet ondertussen, dat al deze afdelingen van het Erasmusgenootschap, steeds weer, een hele winter door, zorgen voor een rijk-gestoffeerd programma van studie-cyclussen, kunst- en voordrachtavonden, tentoonstellingen, forumbijeenkomsten, bezoeken en studiereizen! Er is steeds de zorg tot algemene ontwikkeling bij te dragen, zelfstandig te leren denken, onafhankelijk tegenover de problemen te staan, de problemen niet uit de weg te gaan en de leden actief te betrekken.
Het aantal inleiders, dat tussen Vlaanderen en Nederland heen en weer reist, stijgt voortdurend en wanneer in 1956 te Bergen in Noord-Holland op de Volkshogeschool een ontmoetingsweekend voor kunstenaars uit Nederland en Vlaanderen wordt belegd, is het Erasmusgenootschap er niet alleen als mede-inrichtende vereniging met een autobus deelnemers, maar zorgt het ook voor een belangrijke tentoonstelling van jonge Vlaamse Kunst, die na Bergen ook nog drie weken lang heel wat belangstelling wekt in de Prinsentuin te Leeuwarden.
Reeds sedert zijn stichting is het Erasmusgenootschap bedrijvig op literair en artistiek gebied. In 1948 werden de eerste dichtbundels uitgegeven. Voor de plastische kunstenaars, zoals schilders, beeldhouwers, brandglazeniers, grafici en keramiekers, werden geregeld tentoonstellingen ingericht; jonge voordrachtskunstenaars kregen hun kans. In de na-oorlogse literaire stromingen was de uitstraling van het Erasmusgenootschap, o.m. met zijn jaarlijkse letterkundige dagen, waar telkens weer jongere literatoren uit Noord en Zuid met elkaar in contact kwamen, zo belangrijk, dat men, dit ten onrechte, ook in de literatuur, van de Erasmusgroep ging spreken.