Taalspiegel 2
Op mijn eerste Taalspiegel heb ik een paar brieven en telefoontjes gekregen, alleen maar uit Noord-Nederland. Binnenkort hoop ik ook brieven uit Zuid-Nederland en Zuid-Afrika te ontvangen. Wat er in hoofdzaak in die brieven staat? Geef ons een taalrubriek en laat zien, dat er aanslagen op onze taal gepleegd worden.
Toch is het niet mijn bedoeling alleen dit de A.N.V.-leden te geven, omdat ik ervan overtuigd ben, dat onze leden hun taal toch wel hooghouden. Daarom wilde ik van tijd tot tijd in Neerlandia ook wijzen op boeken, brochures en artikelen, die een of ander taalonderwerp behandelen.
In dit nummer wilde ik uw aandacht vragen voor
ALLITERATIE IN ONZE TIJD
Rede uitgesproken bij de opening van het vijf en veertigste studiejaar van de School voor Taal- en Letterkunde te 's-Gravenhage op 19 sept. 1959 door prof. dr. J.A. Huisman.
In de laatste druk (8e) van het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal door Van Dale staat:
allit(t)eratie (Fra.-Lat.), stafrijm, gelijkheid van beginklank, inz. van beginmedeklinker, op beklemtoonde plaatsen in het vers: en witte wolken wassen weer uit der baren spel. In vaste zegswijzen ook buiten poëzie: in rep en roer, met man en muis. Bij allitereren staan als voorbeelden: weer en wind, lief en leed. Kijkt u in de laatste druk van het Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal van Koenen-Endepols, dan staat daar ook nog: kind noch kraai en ‘oorspr. eigen aan de oud-germaanse poëzie’. Op dit laatste ga ik nu maar niet dieper in, maar breng in herinnering dichtregels uit latere tijd als ‘O, land van mest en mist’ (De Genestet) en ‘O, 't ruischen van het ranke riet’ (Gezelle).
Ook onze hedendaagse taal zit nog vol alliteraties in woorden en uitdrukkingen. Prof. Huisman onderscheidt zes groepen:
Zelfst.nm. + zelfst.nw. |
voor dag en dauw, geld noch goed, met huid en haar. |
Bijvl.nw. + zelfst.nw. |
de blijde boodschap, koude kleren, een scheve schaats. |
Bijvl.nw. + bijvl.nw. |
dor en droog, groen en geel, kant en klaar. |
Zelfst.nw. + werkw. |
met name noemen, rust roest, van wanten weten. |
Werkw. + werkw. |
bakken en braden, blikken of blozen. buigen of barsten. |
Overige woordsoorten, |
vooral bijw. meer en meer, nu of nooit, zus en zo. |
En wie kent niet: Lotje leerde Leentje lopen in de lange lindenlaan (of eerst Leentje en dan Lotje), Anneke-Tanneke-Toverheks, hocus pocus pilatus pas, bim-bam-bom, pief-paf-poef, liflafjes en wissewasjes?
Vele oude taalverschijnselen zijn aan het verdwijnen, maar alliteratie leeft, en hoe? Kennen we niet uit onze letterkunde de schuilnamen Piet Paaltjens (Fr. Haverschmidt) en Stijn Streuvels (Frank Lateur)?
Is het u wel eens opgevallen, dat heel wat titels van jongensen meisjesboeken, maar ook romans en half-wetenschappelijke werken een allitererende titel hebben? Ik geef maar enkele voorbeelden:
J. Nowee |
Het Testament van Tobi Thomson. |
Annie Schmidt |
Jip-Janneke. |
W. van Iependaal |
Bef, boef en bajes. |
H. de Man |
Rijshout en Rozen. |
|
Het wassende Water. |
Jan Mens |
Goud onder Golven. |
|
Op Liefdes lichte Voeten. |
S. Vestdijk |
Puriteinen en Piraten. |