Jaarlijkse autotocht afdeling Brussel
Op Hemelvaartsdag had de traditioneel geworden jaarlijkse autotocht plaats van de afdeling Brussel van het Verbond.
Al vroeg in de ochtend namen de talrijke deelnemers plaats in een gerieflijke toerauto die, dwars door het groenende Zoniënbos, de richting Waver insloeg. Van hier ging het naar Hoei, waar men voldoende tijd kreeg voor een verkwikkende wandeling door de oude stad aan de boorden van de Maas. Over kronkelende wegen, nu eens stijgend, dan weer dalend, reed de bus door de schilderachtige vallei van de Ourthe en daarna van de Amel. In het overbekende kuur- en vakantieoord Spa, met zijn talrijke natuurlijke bronnen, werd andermaal halt gehouden, nadat de secretaris, die de tocht leidde, een en ander had verteld over het ontstaan en de ontwikkeling van deze eens zo vermaarde badplaats, die echter haar beste jaren achter de rug blijkt te hebben.
Door het Hoge Veen, langs geleidelijk, maar voortdurend, klimmende wegen werd de tocht voortgezet naar de hoogste punten van het land, nameliik de ‘Baraque Michel’ en Botrange (694 m boven de zeespiegel). Toen ging het in dalende lijn naar het militair oefenkamp van Elsenborn, vlak bij de Duitse rijksgrens. Deze werd bij Kalterherberg, een typisch Veendorp, overschreden; nadat de weg enkele indrukwekkende bochten had beschreven, kon het gezelschap uitstappen te Monschau, enig mooi gelegen in het diepe Roerdal tussen twee hoge rotswanden, een stadie met eigen atmosfeer en stille, romantische bekoorlijkheid.
Na het gebruiken van het middagmaal werden de belangstellenden voor een rondleiding opgewacht door een afgevaardigde van het ‘Verkehrsamt’ (de plaatselijke Vereniging voor Vreemdelingenverkeer), nl. de heer Weiss, die in de hem toegemeten korte tijd allerlei wetenswaardigheden verstrekte over het verleden van het stadje, dat aan de destijds bloeiende lakennijverheid zoveel te danken heeft, zijn typische vakwerkhuizen en rijke patriciërswoningen.
Ook het bekende ‘Rote Haus’ werd niet vergeten. Hier nam de konservator de rondleiding over. Hij liet het gezelschap een kijkje nemen in de stijlvol gemeubileerde vertrekken en vestigde vooral de aandacht op de monumentale trapleuning, een meesterwerk van houtsnijkunst, blijkbaar door een Zuid-Nederlander in de 17e eeuw vervaardigd.
Ook de geschilderde medaillons van vooraanstaande figuren uit het geslacht Scheibler hadden veel bekijks. De afstammelingen van deze familie van rijke lakenwevers zijn nog heden ten dage eigenaars van het barokke Rode Huis, en houden er gedurende de zomermaanden af en toe verblijf.
Op de terugreis deed onze toerauto aan de overkant van de grens de kantonhoofdplaats Eupen aan, die in vroegere eeuwen tot het hertogdom Limburg behoorde, en waar de volkstaal nu nog een opvallende Nederlandse klank heeft. Van een korte rustpoos in de bovengenoemde stad werd dankbaar gebruik gemaakt om rond te kuieren of een verfrissing te gebruiken, die op deze warme en zonnige lentedag wel zeer op prijs werd gesteld.
Over Welkenraat, Hendrikkapelle en de hoogvlakte van Herve, met een opeenvolging van prachtige vergezichten, reed men naar Luik, waar in de nabijheid van het ‘Perron Liégeois’, een laatste maal halt werd gehouden.
Laat in de avond gingen de laatste deelnemers op het Rogierplein uiteen, nadat onder weg en in de onmiddellijke nabijheid van de hoofdstad reeds enkele medereizenden van het gezelschap afscheid hadden genomen.
En hiermede kwam aan deze ééndaagse vakantietocht, die o.a. ook door de nieuwe voorzitter, de heer Heuvelmans, en door de weduwe van de betreurde mr. W. Thelen werd meegemaakt, naar het oor-deel van alien, nog te spoedig een einde.
M.V.G.