Neerlandia. Jaargang 62
(1958)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Cultuurdag in Waregem
| |
Pessimistische redeDe heer Jozef van Overstraeten, die uit hoofde van zijn werk Frans-Vlaanderen door en door kent, sprak over ‘Toeristische relaties met Frans-Vlaanderen’. Deze spreker, met een nuchtere, heldere kijk op de toestanden aldaar, maakte met verwijzing naar Ierland, Bretagne en andere streken, de opmerking, dat, naar zijn inzicht, de bekende uitspraak: ‘De taal is gans een volk’ niet helemaal opgaat.Ga naar eind1) Zich beperkende tot het z.g. Frans-Vlaanderen is zijn ervaring, dat hij daar bij zijn taak meer belangstelling en steun ontving van de Franstaligen dan van de volksgroep, waarvoor het Nederlands eens cultuurtaal was, maar het nu niet meer is. Voor hen, die het toerisme beoefenen, waarbij het brengen van de ene volksgroep naar de andere een belangrijke taak is, moet actie en niet theoretiseren hoofdzaak zijn. | |
Trieste resultatenDe Vlaamse Toeristenbond beschouwt, zo ging de Heer Van Overstraeten voort, als werkterrein van de Nederlandse cultuur het land tussen Dollard en Zomme. Daarom voelt de Bond ook mee met de Friezen, die voor hun taal tegenwoordig met kracht en met succes strijden. Deze Friezen behoren tot de Nederlanders, evenals de Frans-Vlamingen, die het Nederlands echter niet of niet meer spreken. Toch gaat ook naar deze Frans-Vlamingen zijn sympathie uit. Zeer teleurstellend was evenwel, dat een poging de Frans-Vlamingen aan te trekken in geen enkel opzicht aan de verwachtingen heeft beantwoord. Aan niet minder dan een honderdtal adressen in Frans-Vlaanderen heeft de Vlaamse Toeristenbond een jaar lang zijn orgaan, dat tweemaal per maand verschijnt - dus 24 nummers - toegezonden, met de bedoeling daarmee belangstelling voor Vlaanderen te wekken. Die belangstelling bleek er niet te zijn, ze werd althans niet getoond. Slechts éénmaal ontving de Toeristenbond een bericht over die zendingen. Dat bericht was van ... een Fransman. Na dit wel zeer teleurstellend resultaat is de Bond uiteraard met de toezending voorlopig opgehouden. Er zullen echter weer een even groot aantal nieuwe adressen worden bewerkt.Ga naar eind2) Ondanks deze ervaring blijft het de opvatting van spreker, dat wij de Frans-Vlamingen de gelegenheid moeten blijven aanbieden met de Nederlandse cultuur in aanraking te komen. De Toeristenbond heeft reeds belangrijke gidsen over Vlaanderen en Wallonië het licht doen zien. Einde van dit jaar komt een zeer uitvoerige gids over Nederland (800 bladzijden). Binnenkort is de uitgave van een reisgids over Frans-Vlaanderen te verwachten. Over die streek zijn trouwens reeds tientallen artikelen in de Bondsorganen verschenen. Zelfs drie bijzondere nummers werden gewijd aan Frans-Vlaanderen. | |
Schrijf het verleden afEen andere taak van de Vlaamse Toeristenbond is er voor te zorgen, dat Vlamingen op de goedkoopste wijze naar Frans-Vlaanderen kunnen reizen en omgekeerd de Frans-Vlamingen naar Vlaanderen kunnen gaan. Door naar het verleden te blijven staren en te treuren over een cultuur, die - door welke oorzaken ook - daar te loor ging, helpen we, aldus de heer Van Overstraeten, de Frans-Vlamingen niet. Wij moeten, zo luidde het slot van zijn toespraak, rekening houden met het heden, ieder onzer in het besef, hoe belangrijk het is Nederlander te heten, drager van de Nederlandse cultuur te zijn. | |
Het werk der GeestelijkheidVervolgens voerde het woord Zijn Eerwaarde Kanunnik J. Wannyn, geboren te Avelgem, die als aalmoezenier te Rijssel al 25 jaren werkt onder de Vlamingen in Frans-Vlaanderen.
De allereerste Vlamingen, die naar het stamverwante Noord-Frankrijk kwamen, waren metselaars, die werk vonden bij het verplaatsen der vestingwerken rondom Rijssel. Ongeveer 65 jaar geleden volgden vele duizenden Vlamingen, die onder de druk van de werkloosheid in Vlaanderen, werk hoopten te vinden in de nieuwe fabrieken van de toen opkomende machinale weefnijverheid. Ook na de eerste wereldoorlog vestigden zich nog vele Vlamingen in Noord-Frankrijk. Zeer velen onder hen werden nooddruftig. De Franse priesters aldaar spraken hun taal niet en waren niet voldoende op de hoogte van hun omstandigheden. Daarom is toen ‘Het werk der Vlamingen’ zoals de organisatie heet, in het leven geroepen om steun te verlenen aan die uitgeweken Vlamingen. De paters Redemptoristen, die van zaterdag tot maandag van Rijssel uit deze volksgroep bezochten, hebben tot deze organisatie het aanzijn gegeven. Aanvankelijk ging het in hoofdzaak om het geven van geestelijke leiding. | |
Na 1934In 1934 werd de Vlaamse priester, de huidige proost, Zijn Eerwaarde H. Kanunnik Wannyn aangesteld om de organisatie uit te breiden en het werk op sociale geest te schoeien. Om dat doel beter te kunnen bereiken werden te Tourcoing, Roubaix en andere plaatsen comité's opgericht, die zich het lot der Vlamingen aantrokken. Tijdens de oorlog 1940-1945 gelukte het Kanunnik Wannyn, ondanks vele moeilijkheden, zijn armlastige Vlaamse uitgewekenen te blijven verzorgen. Na de oorlog werden Vlaamse priesters benoemd, zodat de Vlamingen nu in het | |
[pagina 63]
| |
Vlaams kunnen biechten. In Frans-Vlaanderen hoort men onder deze groep vele Vlaamse dialecten spreken, doch het meest hoort men het Gents en het dialect van de streek rondom Poperinge. In 1947 werd het Belgisch Onderling Steunfonds opgericht, teneinde de mensen te helpen, die niet onder de bepalingen van de sociale verzekeringswetten vallen. Na de komst van Zijn Eerwaarde E.H. Corsmit in 1948 (hij is afkomstig van Antwerpen) kon, naast de geestelijke en maatschappelijke verzorging, ook meer aandacht worden besteed aan de culturele nood onder deze mensen. Hij richtte o.a. kleine biblioteekjes op met Vlaamse boeken, waarin deze eenvoudige lieden belang stelden. Ook richtte hij te Rijssel en Roubaix Vlaamse cursussen op, bekostigd door het Belgische Departement voor openbaar onderwijs. Dit betekent al een belangrijke vooruitgang, want nu wordt door de organisatie ‘Het werk der Vlamingen’ ook echt Vlaams werk voor de Vlaamse mensen verricht. | |
Tragiek van Zuid-VlaanderenTenslotte gaf dr. P.C. Paardekoper in een rede onder de titel ‘Het A.B.N.- onderwijs als knelpunt in de Zuid-Vlaamse kwestie’ zijn visie op de tragiek van Zuid-Vlaanderen, waar de Frans-Vlaming geen ABN leest, spreekt of schrijft, verstoken is van de rijkdommen uit de Nederlandse letterkunde en waar zijn dialekt het wel moest afleggen tegen de cultuurtaal, het Frans. Hij verwacht echter toenemende steun uit Vlaanderen, waar het Frans zich steeds meer moet terugtrekken en wijken moet voor het A.B.N. In zijn slotwoord merkte de heer Demedts op, dat deze Waregemdag er weer toe had medegewerkt om elkaar beter te leren kennen, oude vriendschapsbanden te hernieuwen en nieuwe aan te knopen. Groeten werden overgebracht door mej. Wietske Terwischa van Scheltinga namens Friesland, door dr. Schaap namens de Oudstrijders en het Drents Genootschap en door een jonge Frans-Vlaming namens Frans-Vlaanderen.
Uit naam van het Verbondsbestuur zegde ir. Schutte alle steun toe bij de plannen van de inrichters dezer cultuurdagen; hij sprak de hoop uit concrete voorstellen terzake te mogen ontvangen. |
|