Nederlandse Taal’ ontworpen en door een Vlaamse kommissie lichtelijk geamendeerde spelling officieel aanvaardde, welke schrijfwijze na 1873 ook in Nederland geleidelijk ambtelijk werd ingevoerd.
De regelingen van 1844 en 1864 herstelden wat in 1830 dreigde voorgoed verbroken te worden: de taal- en kulturele eenheid van de Nederlandse stam. Hendrik Conscience, de omwentelaar van 1830, die zelf bij de beide spellingsregelingen was betrokken, noemt de eenmaking der schrijfwijze de ‘wedervereniging op het gebied van taal en letterkunde der losgescheurde delen van den Nederlandschen volksstam’. Inderdaad, 1864 heeft de bodem in Vlaanderen voor een diepingrijpende vernederlandsing voorbereid. Ook de strijd tussen voorstanders van een algemeen-Nederlands op Noordnederlandse grondslag en een Vlaams dialektisch gekleurd Nederlands is ten gunste van de algemeen-Nederlandse opvatting beslecht. Dat de eerste richting het van de tweede won, is men verschuldigd aan W. de Vreese en H. Meert, de oprichter van ons Verbond, die beiden de stoot hebben gegeven tot een rijke literatuur, taalpuristische geschriften ter bestrijding van gallicismen en vlamismen in het Zuidnederlands.
Ten slotte betekent de oprichting in 1946 van een Nederlands-Belgische spellingskommissie, die de thans geldende schrijfwijze heeft ontworpen, de officiële erkenning van de taaleenheid van Vlaams-België en Nederland.
De dertiger jaren van deze eeuw vormen een beslissend keerpunt in de Vlaamse taalstrijd. Met de vernederlandsing van het hoger onderwijs en de in 1932 verkregen officiële eentaligheid van Vlaams-België hebben de Vlamingen, kulturele voorwacht der Nederlanden, de Franse vloedgolf in Vlaanderen ingedijkt en de grondslag gelegd voor een bloeiende Nederlandse beschaving. De verworven taalrechten zijn immers geen rechten voor de Vlaamse gewesttaal, maar voor de aan Noord en Zuid gemeenschappelijke Nederlandse taal, de ‘landstaal’ van het Verenigd Koninkrijk. Eigenaardige speling der geschiedenis, dat de voorbarige taalpolitiek van koning Willem, mede aanleiding tot de opstand van 1830, thans binnen het Belgische staatsverband haar voltooiing nadert.
Is in Vlaanderen na 1930 het gebruik van korrekt Nederlands met grote schreden vooruitgegaan en het Frans thans vrijwel overal op de terugtocht, te Brussel en aan de taalgrens lijdt onze taal nog steeds grote verliezen. Het droeve beeld der taalstatistieken verduidelijkt treffend de ondergang van Vlaanderens volkskracht in 's lands hoofdstad, die in 1830 nog voor het merendeel Vlaams was en thans ‘officieel’ nog slechts 25% Vlaams of Nederlands sprekenden telt. Ook de achteruitstelling van onze taal in Belgisch-Kongo en in regeringskringen bewijst, dat de Vlaamse kwestie niet is opgelost, maar dat we welbeschouwd nog maar halfweg staan.
Onze jubilerende vereniging, die de ‘versterking van het bewustzijn der onderlinge verwantschap van allen, die tot de Nederlandse stam behoren’ beoogt, heeft in de jaren onmiddellijk voor de eerste wereldoorlog een niet onbelangrijk aandeel in de Vlaamse taalstrijd gehad.
Moge zij, gedachtig aan de idealen van haar onvergetelijke stichter, deze verheven taak ook in de toekomst blijven vervullen, Vlaanderen en Nederland ten bate.
Prof. Walter Couvreur
Voorz. Afd. Antwerpen