jarenlange moeizame arbeid in de scholen levert in tal van gevallen duidelijk onvoldoende resultaten op: de onderzoekingen van Professor Hellinga en zijn discipelen bewijzen dit afdoende. Maar ook daarvóór was door d'Haens in zijn rapport over het Surinaamse onderwijs (1947) gewezen op de onvoldoende resultaten van het taalonderwijs. Deskundig op dit gebied wees hij tevens aan de manier, waarop verbetering tot stand kon komen; een taalmethodiek, welke met kenmerkende moeilijkheden rekening hield. D'Haens kon daarbij wijzen op resultaten met zulk een methode in het vroegere Nederlands-Indië. Het verwerkelijken van zijn voorstellen vereist echter veel tijd. Men is in Suriname aan de arbeid, waarbij een belangrijk aandeel geleverd wordt door de bekende Nederlandse schrijver Anne de Vries.
Het in Suriname gesproken Nederlands heeft zijn eigen klank en kleur. Het zou ook verwonderlijk zijn, als dit niet zo was. Wie eenmaal in Suriname is geweest, herkent de Nederlands sprekende Surinamer onmiddellijk: zinmelodie, klemtoon en klankvorming geven een kenmerkend geheel, dat ongetwijfeld zijn eigen bekoring bezit; dit is trouwens in Nederlandse dialecten eveneens het geval. Maar reeds in de bovengenoemde West-Indische Encyclopaedie staat te lezen, dat het Nederlands in Suriname vrij zuiver wordt gesproken, zij het dan dat tal van woorden gebruikt worden, die uitsluitend ter plaatse bekend zijn.
Merkwaardig zijn voorts een aantal Nederlandse woorden, die in Nederland reeds lang in onbruik zijn geraakt. Wie immers kent in Nederland nog woorden als posteren (op de post doen) en voeteren? En nog merkwaardiger klinkt het voor de nieuwkomers in Suriname, als men iets ‘gevaarlijk lekker’ hoort noemen.
Het Nederlands heeft - naast de invloed van het onderwijs - steeds een steun ondervonden van tal van bibliotheken met voor het overgrote deel boeken in de Nederlandse taal. Grote bekendheid had en heeft de Landsbibliotheek, gemeenlijk nog altijd K.B. (Koloniale Bibliotheek) genoemd. Hier is het de plaats in herinnering te brengen hoe de afdeling Suriname var het Algemeen Nederlands Verbond (welke in 1902 werd gevormd) naast de verspreiding van het orgaan en het houden van lezingen, in 1910 de grond legde voor een volksbibliotheek, welke veel lezers trok en een bepaald succes van de afdeling was. Mede mag genoemd worden het door het Verbond op ruime schaal verspreide boekje bij de Heije-herdenking in 1909.
Sterke steun ondervindt de Nederlandse taal in de tegenwoordige tijd van de uitgebreide bibliotheek van het Cultureel Centrum Suriname, welke ‘gevoed’ wordt door de ‘Stichting voor Culturele Samenwerking in Amsterdam’ en niet minder door de radiouitzendingen. Het merendeel van de uitzendingen geschiedt in de Nederlandse taal (er zijn ook uitzendingen in het Negerengels en Hindoestaans) en het aantal luisteraars is groot. Schrijver dezes, die een aantal jaren het voorrecht had over deze radio tal van voordrachten te houden, weet dat aan het begrijpen van wat hij te zeggen had ook bij de volksklasse niets ontbrak.
De positie van het Nederlands moge dan al sterk zijn, geheel onbedreigd is ze niet. Reeds hierboven is gewezen op neiging naar het Engels of Spaans, waarbij het motief was, dat het Nederlands een bepaalde isolerende betekenis had voor de Surinamers. Er zijn ook stemmen opgegaan, die pleiten voor het Negerengels, dat tegenwoordig Surinaams wordt genoemd. In enkele vroegere publikaties heeft schrijver dezes hiertegen stelling genomen. Invoering van het Negerengels zou zeer zeker isoleren, gezien het geringe taalgebied. En de stelling, dat het Nederlands dit ook zou doen, wordt gelogenstraft door de vele Surinamers, die niet alleen in Nederland, maar bijna over de gehele wereld gevonden worden, vaak op belangrijke posten. Bovendien geeft het onderwijs thans voldoende gelegenheid tot beoefening niet alleen van het Engels, maar ook van het Spaans.
Dat het Engels of Spaans grotere moeilijkheden biedt dan het Nederlands, wie zou dit kunnen ontkennen? Maar invoering als officiële taal, als taal bij het onderwijs, zou niet alleen betekenen, dat een grote schat aan cultuurbezit prijs gegeven zou moeten worden, maar bovendien, dat de binding met Nederland sterk zou verzwakken. Een binding, die èn door Suriname èn door Nederland juist verstevigd is door het op basis van vrijwilligheid aangegane Statuut.
En ten slotte kan het Nederlands in Suriname zelve een binding zijn tussen de verschillende bevolkingsgroepen, die in zoveel opzichten van elkaar verschillen. Godsdienst, culturele achtergrond, zeden en gewoonten van Creolen, Hindoestanen, Javanen en Chinezen lopen wijd uiteen. Dat zij elkaar kunnen vinden in het gezamenlijk gebruik van de Nederlandse taal is waarlijk geen geringe verdienste er van en wettigt alle steun, die haar verleend kan worden.
H. van Boheemen
sAdviseur voor Onderwijszaken bij het Commissariaat voor Surinaamse Zaken