Volksopbeuring
Op ieder terrein waar Vlaamse belangen moesten verdedigd worden, was Meert bedrijvig. Hij ijverde voor de vernederlandsing van het rijksmiddelbaar onderwijs, richtte schoolreizen in naar Nederland (vóór 1941), was medestichter van of medewerker aan volksbibliotheken, ziekenkassen, muziekfeesten, en droomde van een grote Vlaamse toeristische vereniging.
Ook poogde hij de Vlaamse arbeiders in het Walenland sociaal en kultureel te helpen, en zette in artikels en polemieken het verband tussen Vlaamse en sociale beweging uiteen.
Tot het aktivisme (de onder de Duitse bezetting voortgezette Vlaamse Beweging, in 1914-1918) is Meert slechts na pijnlijk aarzelen toegetreden. Bij de vernederlandsing der Gentse universiteit, in 1916, op bevel van de bezetter, aanvaardde hij een professoraat. Hij werd ook direkteur-generaal voor het middelbaar onderwijs in het ‘Vlaamse’ ministerie van openbaar onderwijs. Mede op zijn initiatief kwam Volksopbeuring tot stand, met het doel de geestelijke en stoffelijke nood van de Vlamingen in het bezette gebied en van de Vlaamse soldaten in Duitse krijgsgevangenschap te lenigen. Als tegenhanger van het Croix Rouge de Belgique heeft Volksopbeuring (waaraan ook de naam verbonden is van de industrieel en letterkundige Leo Meert, een neef van Hippoliet) vee! goeds verricht. Dit was o.m. mogelijk dank zij de morele en financiële steun van vooraanstaande Noord-Nederlanders.
Na 1918 werd Hippoliet Meert bij verstek tot twintig jaar dwangarbeid veroordeeld. Hij leefde toen, in grote armoede, in Hannover. In 1924 kon hij zich eindelijk, naar zijn hartewens, in Nederland vestigen. Hij stierf echter nog datzelfde jaar, volkomen uitgeput, in een kliniek te Middelburg.
Zijn begrafenis te Gent was een ophefmakende gebeurtenis.
Zijn jongere Gentse vriend Karel van der Cruyssen, gewezen officier van het Belgisch IJzerleger, op dat ogenblik novice bij de Trappisten, - later de bekende abt van Orval, bevriend met het Hof - schreef bij de dood van de vrijzinnige Meert: ‘Zij die hem veroordelen, weten niet hoe hij vrij was van alle eigenbelang, hoe hij in alles alléén zijn ideaal voor ogen had, en er ook alles voor veil had’.
Arthur de Bruyne