Nieuwe arbeidsterreinen
Een zo gedenkwaardig jubileum als het twaalfde lustrum van het Algemeen Nederlands Verbond is wel een zeer bijzondere gelukwens waard. In het tijdsbestek van zestig jaren zijn bijkans twee nieuwe geslachten opgestaan, die zich bij de veranderde tijden en de gewijzigde omstandigheden aan moeten passen. Ook het Nederlandse element in den vreemde heeft zich naar hoedanigheid en vooral ook in quantitatief opzicht in de zestig jaren sterk gewijzigd. Dat het A.N.V. zich ondanks het gewijzigde wereldbeeld heeft kunnen handhaven, dwingt grote bewondering af. Ook thans, na zestig rumoerige jaren, geldt: de oude roeping blijft, doch in een wereld, waarin de jeugd opgroeit met raketten en straalvliegtuigen, en in een tijd, waarin afstanden dagelijks krimpen, passen andere middelen om de oorspronkelijke doelstellingen te verwezenlijken dan in 1898.
Werelddelen, voorheen schaars bevolkt, haastten zich de laatste decennia om hun achterstand in te lopen. Zij steunen hierbij op voorheen onbekende minerale rijkdommen en nieuwe technieken.
Het dramatisch verloop van de Tweede Wereldoorlog gaf aan dit streven een scherpe impuls en deed tallozen in Europa aan de roepstem van overzee gehoor geven. Dit gold ook voor ons land. Velen vertrokken om zich elders te vestigen en anderen volgen. Door deze emigranten worden in vele landen ter wereld dagelijks honderdduizenden - die tevoren van ons land en volk ternauwernood afwisten - met het begrip ‘Nederland’ geconfronteerd. Deze dagelijkse ontmoetingen zijn voor ons van grote betekenis.
Het is een groot geluk als een oude organisatie jong weet te blijven en meegroeit met nieuwe omstandigheden. Het stemt tot dankbaarheid en vreugde, dat het Verbond getoond heeft over de nodige veerkracht, elasticiteit en fantasie te beschikken om met het veranderen van het getij ook de bakens te verzetten. Om bij deze beeldspraak te blijven: door de emigratie van zovelen, is het vaarwater van het A.N.V. aanmerkelijk verbreed en verdiept.
Laten wij ons steeds goed voor ogen houden, dat de hedendaagse Nederlandse emigranten in den vreemde evenveel te geven hebben als te ontvangen. Als wij ons van deze, door een Amerikaans sociograaf geformuleerde stelling grondig bewust blijven, dan ligt hierin ook voor het A.N.V. een voortdurende aansporing tot het volgen van de ingeslagen weg. Immers, het besef, dat al hetgeen de Nederlandse emigrant inbrengt in de ontvangende gemeenschap in hoge mate bepalend is voor het waarde-oordeel over ons land en volk, moet ons op middelen doen zinnen er toe bij te dragen, dat die inbreng zo groot mogelijk en zo goed mogelijk zij. Hier ligt immers een nieuwe grondslag, waarop culturele betrekkingen tussen ons land en andere volken tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Een dergelijk streven ligt volledig in de lijn van het Algemeen Nederlands Verbond, een lijn evenwel die naar mijn gevoelen in de toekomst nog scherper doorgetrokken kan worden.
De na-oorlogse Nederlandse emigratie heeft een stoot gegeven tot de oprichting van talloze emigrantenverenigingen in het buitenland. Voor een organisatie in Nederland, die als ‘tegenspeler’ van deze verenigingen zou kunnen optreden, ligt er nog een groot en gevarieerd arbeidsterrein open en het verheugt mij te hebben ervaren, dat het Verbond hierop de eerste schreden heeft gezet.
Een zestigjarige richt zijn blik nog graag vooruit. Daarom heb ik het heden en verleden laten rusten en, zij het slechts schetsmatig, het oog gericht op een grote en goede taak, welke in de komende jaren veel energie en een telkens vernieuwde aanpak zal vragen.
Mijn grote eerbied voor de werkzaamheid van het Verbond in het verleden schenkt mij het vertrouwen, dat het A.N.V. de toekomst ten volle aandurft.
Met betrekking tot onze emigranten zij het devies: ‘Ik geef, opdat gij doorgeeft’.
Mr. ir. B.W. Haveman
Commissaris voor de Emigratie