Snelle bevordering
Zijn moedig gedrag in de strijd tegen de weggelopen slaven bezorgde hem snel bevorderingen: luitenant in 1772, luitenant-kapitein in 1773, kapitein in december 1775, majoor in 1781, luitenant-kolonel in 1785, kolonel in 1790. Ter erkenning van zijn bewezen diensten werd hij tot commandeur benoemd en tot eerste raad in het Hof van politie, in welke positie hij de aangewezen vervanger van de gouverneur was.
In 1782 huwde hij, 31 jaar oud, met Catharina Sophia Bake, naar wie hij een van zijn plantages noemde. Op 15 juni 1790 nam hij, bij het vertrek van gouverneur Wichers, het bestuur ad interim over; in 1798 verkreeg hij de rang van generaal-majoor.
Op de parade, ter gelegenheid van de geboortedag van H.K.H. de prinses van Oranje (dochter van stadhouder prins Willem V) - 7 augustus 1792 - maakte De Frederici zijn benoeming als gouverneur-generaal der kolonie bekend.
Op 24 augustus van dat jaar, de verjaardag van de erf prins Willem Frederik, vond de plechtige bevestiging in het ambt plaats. De heer Dentz geeft dan een beschrijving van deze inhuldiging, ontleend aan de Surinaamse Nieuwvertelder van 30 augustus 1792. Het hoge ambt van gouverneur-generaal in Ned. dienst heeft De Frederici zeven jaren uitgeoefend. Op 17 augustus 1799 gaf Surinama zich over aan de Engelsen, die met een sterke vloot, onder bevel van Lord Hugh Seymour, voor Paramaribo waren verschenen.
De Frederici werd wel in zijn ambt gehandhaafd, maar na de vrede van Amiens in 1802, waarbij Suriname aan Nederland werd teruggegeven, werd hij, kennelijk wegens zijn aanblijven onder het Britse bestuur, geschorst; het bestuur werd overgedragen aan zijn gewezen secretaris Pierre Béranger.
Als ambteloos burger wijdde hij zich tot aan zijn overlijden in 1812 aan zijn 13 plantages. De Engelse gouverneur Pinson Bonham liet hem met alle eerbewijzen, verbonden aan zijn vroegere rang, ter aarde bestellen.