De eerste landing in Australië
In 1605 wees de president van het Nederlandse kantoor te Bantam, Jan Willemsz. Verschoor, het jacht Het Duyfken aan om het grote land ‘Nova Guinea en andere onbekende Oost- en Suydlanden’ te ontdekken. Dit Nederlandse jacht had reeds een zeer eervolle staat van dienst achter de rug. Het maakte deel uit van de vloot van Cornells Houtman en daarna van de grote vloot, die in 1801 onder admiraal Wolfert Harmensz naar Indie vertrok; in december 1603 maakte het voor de derde maal de reis naar Indie, in de vloot van Steven van der Haghen. Sedertdien was het in de tropen gebleven. De leiding van deze nieuwe ontdekkingstocht werd opgedragen aan de onderkoopman Jan Lodewijcksz en schipper Willem Jansz, die op 28 november 1605 uit Bantam vertrokken en in mei 1608 behouden op de rede van Banda aankwamen.
Het Duyfken verkende de zuid-kust van Nieuw Guinea; men kreeg daar contact met de Papoea's, die bij een landing van enige matrozen er een doodden. Verder langs die kust in zuidoostelijke richting koersende, kwam het schip, zonder dat de opvarenden dat bevroedden, in een grote baai aan de noordkust van Australië, welke baai later de naam kreeg van Golf van Carpentaria. Verder zuidwaarts zeilende meende men nog altijd Nieuw Guinea aan bakboord te hebben. Bij het opvaren van een in de baai uitmondende rivier werd een der varensgasten door een seer dodelijk getroffen. Door gebrek aan voedsel was men genoodzaakt deze tocht op te geven. Het verste punt dat bereikt werd lag op 13 graden 45 minuten zuiderbreedte. Ditpunt noemde men Keerweer, omdat men meende om 'n eiland te varen. Later is gebleken, dat het een kaap was. Op een detailkaart van Australië vindt men deplaatsen Keerweer en Duyfkenpoint, beide in de golf van Carpentaria.
Ter herinnering aan deze eerste landing op Australië (Nieuw Holland) is in 1957, nabij de plaats dier landing een gedenkplaat opgericht , zoals bovenstaande foto door het ministerie van buitenlandse zaken aan ons verbond aangeboden, aantoont.