De verovering van Curaçao gezien door Spaanse bril
In het december-nummer van ‘Christoffel’, het algemeen sociaal-cultureel maandblad voor de Nederlandse Antillen, troffen we onder de titel ‘Historische Documentatie’, een artikel aan over de lezing, die Spanje gaf van de verovering door de Nederlanders van Curaçao. Deze bijdrage is ontleend aan documenten uit de archieven van Sevilla, die in 1934 gedeeltelijk zijn gepubliceerd door de Amerikaanse Irene A. Wright. In dat jaar liet zij een werk het licht zien, getiteld: ‘Nederlandse zeevaarders op de eilanden in de Caraïbische zee en aan de kust van Columbia en Venezuela, gedurende de jaren 1621-1648’. De bekende Utrechtse hoogleraar, prof. dr. C.F.A. van Dam gaf een voortreffelijke vertaling van deze studie.
In twee brieven, beide gericht aan de Spaanse gouverneur in Venezuela, Fransisco Nunez Melian, brachten de Spaanse bevelhebbers, die verantwoordelijk mochten worden geacht voor de debâcle op Curaçao, rapport uit over het verlies van het eiland.
In deze brieven uit het jaar 1634 schreven don Juan Mateos en don Lope Lopez de Morla, dat op 28 juli in de vroege ochtend, ter hoogte van de haven van Curaçao (het tegenwoordige Willemstad) vijf schepen met vier sloepen verschenen. Het admiraalschip, dat naar schatting zeven- à achthonderd ton mat, voer de haven binnen, zonder dat het in deze gevaarlijke water en enige schade opliep. Daar de Spaanse bevelhebber over geen krijgsvolk beschikte, kon hun de toegang niet worden belet.
Don Lopez de Morla begaf zich vervolgens naar een verder landinwaarts gelegen dorp, waar hij een 50-tal Indianen, slechts gewapend met pijl en boog, en zeven Spanjaarden om zich heen verzamelde, en waar hij een loopgraaf liet aanleggen.