Zuid-Afrika vraagt meer schooltypen
HET ONDERWIJSSTELSEL IN ZUID-AFRIKA voldoet niet meer, noch wat de typen der scholen betreft, noch wat de administratieve omlijsting aangaat De algemene middelbare school, die onder de provincies ressorteert, moet te veel belangen dienen en dient die toch ook weer niet zo goed als mogelijk was. De technische scholen en al wat verder door de centrale overheid wordt bekostigd, zijn te weinig in een algemeen schema ingepast.
Het maandblad ‘Zuid-Afrika’, waaraan deze gegevens ontleend zijn, schreef er reeds over in juni 1955 en in februari 1956 en deed uitkomen dat allerwegen naar een betere oplossing wordt gezocht. Het land heeft meer technische krachten nodig en velen zijn van oordeel dat de middelbare school bij alle mogelijkheden van keuze-vakken en bij alle verscheidenheid van eindexamen-programma's, daarmee te weinig rekening kan houden. De middelbare school - hoërskool zegt men in Zuid-Afrika - trekt velen tot zich en houdt hen vast, die beter tot hun recht zouden komen op een technische school, waar ook de algemene ontwikkeling aandacht geniet. Zij lijdt zelf onder haar eigen tweesoortig karakter, daar zij leerlingen moet gereedmaken zowel voor de bedrijvige maatschappij als voor de universiteit. Men heeft de indruk dat zij in beide opzichten te kort schiet.
ZUID-AFRIKA VRAAGT DUS meer schooltypen, elk met een opleiding van een bij zonder karakter en gelooft niet meer als vroeger in de differentiëring binnen één algemeen schooltype. Het kwam onlangs weer uit, toen een ‘onderwyser’ in Die Weste uitsprak, dat er eigenlijk geen behoorlijke opleiding voor de universiteit is, nu de ‘hoërskool te veel belangen tegelijk moet dienen.
Er zijn duidelijk twee stromingen. Eén die zich voegen wil naar de eisen van de praktijk en een andere, zwakkere, die de betekenis beklemtoont van de vakken, die vormend inwerken op de geest. Herhaaldelijk kan men lezen dat het verdwijnen van latijn uit de school en het zwakker worden van de eisen voor wiskunde schade berokkent aan het niveau der studenten. Er wordt reeds gevraagd om een bijzonder toelatingsexamen tot de universiteit, daar met matriek het eindexamen van de middelbare school niet kan worden volstaan. Er wordt daarbij dan gewezen op tekorten in de algemene scholing van de geest èn op gapingen in de onmisbare voorkennis, b.v. voor het volgen van een natuurwetenschappelijke studie.
In plaats van zulk een schiftend toelatingsexamen tot de universiteit, zoekt men tegenwoordig heil in bijzondere zorg voor eerstejaars studenten. De ‘onderwyser’, die in Die Weste het woord nam, bepleit een school, die haar program geheel kan richten op de behoeften van de a.s. universitaire student en hij wijst daar voor op de Engelse grammarschool, waaraan het blad juist een aantal artikelen heeft gewijd. De klassieken en de wiskunde moeten de leerlingen naar de geest vormen, niet met het oog op de praktijk, maar om hen zelfstandig denken te leren. De school voor de geestelijke élite, die straks naar de universiteit gaat, moet afzien van het wedijveren met inrichtingen, waar de praktijk vakken voorop staan, en zich richten op het belang van de gehele samenleving, die een keurkorps niet missen kan.
DE INZENDER DENKT ZICH de school niet te groot en ook de klassen zullen niet onbeperkt leerlingen kunnen opnemen. Zij zal vooral in de grotere centra mogelijk zijn. Er blijven dus overgangs-regelingen nodig, waarbij òf de universiteit tekorten aanvult òf tijdig aansluiting wordt verkregen op het werkelijk voor-bereidend hoger onderwijs. Het zijn alles bijkomende vraagstukken, waarvoor de oplossing zeer wel te vinden is, als men eerst maar beseft wat men aan de universiteit en de intellectuele voorhoede van het volk verschuldigd is. Het is hartelijk te hopen dat Zuid-Afrika aan deze roepstem aandacht geeft.