Nederlands in overheidsverkeer met België
In de dagbladen verscheen in April de mededeling, dat een lid van het Belgische parlement de Belgische ministers van Buitenlandse Zaken en van Landsverdediging schriftelijk de vraag had gesteld, waarom de briefwiseling over een overeenkomst van militair karakter tussen Nederland en België in het Frans wordt gevoerd.
Hierop is geantwoord, dat het initiatief tot bedoelde besprekingen genomen werd door het Nederlandse ministerie van Oorlog in een in het Frans gestelde brief. Uit beleefdheid moest op de brief in het Frans worden geantwoord.
In verband met dit bericht, dat officieel werd bevestigd, richtten wij ons tot Zijne Excellentie, de minister van Oorlog met de volgende brief, gedagtekend 4 Mei 1953:
Uit Brussel ontvingen wij het bericht, dat een Belgisch parlementslid zich schriftelijk tot de ministers van Buitenlandse Zaken en van Landsverdediging had gewend met verzoek te willen meedelen, waarom de briefwisseling over een accoord van militair karakter tussen Nederland en België in het Frans is gevoerd, terwijl toch de verzekering was gegeven, dat in officiële stukken, uitgewisseld tussen beide regeringen, uitsluitend van de Nederlandse taal gebruik zou worden gemaakt.
De Belgische minister van Landsverdediging heeft daarop geantwoord, dat inderdaad die briefwisseling in het Frans is gevoerd, doch alleen, omdat de eerste brief ter zake, afkomstig van het Nederlandse ministerie van Oorlog in de Franse taal gesteld was en de beleefdheid eiste, bij het antwoord van diezelfde taal gebruik te maken.
Door Prof. Mr A.N. Molenaar, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, is in dit verband reeds een schriftelijke vraag gesteld, indien bedoelde briefwisseling inderdaad heeft plaats gehad, welke motieven Zijne Excellentie er toe geleid hebben de betreffende brief in de Franse taal te stellen.
Bovenstaand geval geeft ons aanleiding met ernst onder de aandacht van Uwe Excellentie te brengen, dat in de laatste tijd veelvuldig van de Franse taal gebruik gemaakt wordt, ook daar, waar de Nederlandse taal is voorgeschreven dan wel op haar plaats zou zijn.
Naar onze mening betekent dit een achteruitstelling van onze taal, vooral in deze tijd, waarin integratie, internationale samenwerking, enz. alleen dan op natuurlijke wijze kan worden bevorderd, indien de nationale waarden worden geëerbiedigd. Des neen, dan zou dit noodlottige gevolgen voor het Nederlandse volk kunnen hebben.
Wij mogen Uwe Excellentie daarom verzoeken maatregelen te willen treffen, dat niet alleen de Nederlandse taal gebruikt wordt voor de briefwisseling tussen Uw Ministerie en de Belgische Regering, maar ook overal daar, waar dit maar enigszins mogelijk is.