Nederlandse taal dreigt stiefkind te worden in de Kolen- en Staalgemeenschap
Hieronder laten wij een afschrift volgen van een brief, welke het A.N.V. op 9 April j.l. aan de minister van Buitenlandse Zaken heeft gezonden in verband met het feit, dat in de Kolen- en staalgemeenschap de Nederlandse taal niet die plaats inneemt, die zij behoort te hebben.
De brief luidt:
Kort geleden verscheen in de dagbladen het bericht - bij nader onderzoek bleek dit inderdaad met de feiten in overeenstemming te zijn - dat in de Europese Kolen- en Staalgemeenschap de Nederlandse taal een stiefkind dreigt te worden, doordat bij het begin der besprekingen Nederlandse exemplaren van het eerste rapport nog niet aanwezig waren. Bovendien bleef ook de kwaliteit van de gelijktijdige vertaling achter bij die der andere talen.
Deze feiten zouden kunnen betekenen, dat in genoemde Gemeenschap de Nederlandse taal als minder belangrijk wordt beschouwd en achter wordt gesteld bij andere.
Hierbij komt nog dat een paar afgevaardigden zich bij de redevoeringen hebben bediend van een vreemde taal in plaats van hun rede uit te spreken in het Nederlands. Andere afgevaardigden hebben, voor zover ons bekend, een ander en o.i. juister standpunt ingenomen door zich van het Nederlands te bedienen.
Wij willen ons niet ontveinzen, dat op het eerste gezicht het enkele voordelen zou kunnen bieden, wanneer men de rede uitspreekt in een taal, die het merendeel der aanwezigen verstaat, doch de Kolen- en Staalgemeenschap is niet een gewone vergadering of een gewoon congres, het is een gemeenschap, een samengaan van bepaalde landen met plannen zelfs tot éénwording op velerlei gebied der West-Europese landen.
De eigen taal is een te belangrijk goed, dan dat wij er in zouden kunnen berusten, haar te zien verwaarlozen. Het gevolg hiervan zou kunnen zijn, dat ‘integratie’ zou ontaarden in een verlies van het eigene van de deelnemende landen.
Het is U bekend, dat alleen al in West-Europa ongeveer 15 millioen mensen zich bedienen van de Nederlandse taal. Wij laten dan nog buiten beschouwing de vele Nederlands-sprekenden in Zuid-Afrika, Indonesië, ‘de West’ en de talrijke emigranten.
Het is daarom zaak, dat onze taal in de Kolen- en Staalgemeenschap mede gebruikt wordt bij alle gelegenheden, waar dit maar enigszins mogelijk is en zeer zeker bij de officiële redevoeringen. Het nalaten daarvan zou in de toekomst onherstelbare achteruitstelling van ons land en volk ten gevolge kunnen hebben.
In verband met het bovenstaande veroorloven wij ons Uwe Excellentie te verzoeken het daarheen te willen leiden, dat in de Kolen- en Staalgemeenschap en overigens ook in andere soortgelijke lichamen de Nederlandse taal in elk opzicht gelijk gesteld wordt met die van andere landen.
Op bovenstaande brief kregen wij van de minister van Buitenlandse Zaken het volgende antwoord:
In antivoord op Uw schrijven van 9 April jl. nr Sch/dK/ 2933/D-M inzake het in hoofde dezes genoemde onderwerp moge ik U het volgende berichten.
Ik kan geheel met U instemmen, dat de Nederlandse taal in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal een gelijkwaardige plaats in vergelijking met andere talen dient in te nemen. Op blz. 8 van de Memorie van Antwoord, aan de Eerste Kamer bij de behandeling van de begroting van mijn Departement heb ik reeds hetzelfde uiteengezet, naar aanleiding van opmerkingen van ettelijke leden in het Voorlopig verslag die van hun misnoegen blijk hadden gegeven over het feit, dat het rapport van de Hoge Autoriteit daags voor de behandeling nog niet in de Nederlandse taal was verschenen.
Zoals in de Memorie van Antwoord werd gesteld zijn inmiddels maatregelen ter verbetering van een en ander genomen en de Regering hoopt, dat de kwaliteit van de gelijktijdige vertaling van het gesproken woord in de Gemeenschappelijke Vergadering zal blijken te zijn verbeterd.
Zoals U zelf in Uw brief reeds onderkent, kan in bepaalde omstandigheden het bepaalde voordelen bieden zich van een vreemde taal te bedienen.
Hoewel een volkomen gelijkwaardigheid van de vertaling uit het Nederlands in de vreemde talen en omgekeerd in bijeenkomsten, waarbij het Nederlands officiële taal is, kan en moet worden geëist, is het niet mogelijk, dat intonatie, het gebruik van bepaalde woorden en uitdrukkingen, die tot een taaleigen behoren, in een vertaling steeds goed tot hun recht komen.
Ik zou dan ook niet zover willen gaan te stellen, dat onder alle omstandigheden het Nederlands dient te worden gebruikt.
|
|