50 Jaar Woningwet 1902-1952, Uitg. N. Samson N.V., Alphen aan den Rijn 1952.
Het ministerie Pierson-Borgesius, dat bijna vier jaar aan het bewind was, heeft op waardige wijze de tie jaar van liberaal bestuur (1891-1901) besloten; al werd het eens spottend ‘haast een uitgeversfirma voor legislatieve ontwerpen’ genoemd, verscheiden wetten, die tijdens dit ministerie tot stand kwamen, hebben een heilzame invloed uitgeoefend. Tot deze wetten behoort de Woningwet, die in 1901 werd aangenomen en het volgende jaar in werking trad. Daarom werd in 1952 in Den Haag een tentoonstelling ‘50 jaar wonen’ gehouden en verscheen het bovengenoemde gedenkboek, waarin verschillende schrijvers allerlei aspectent van de Woningwet belichten.
In het eerste hoofdstuk schrijft Prof. Dr G.A. van Poelje over de voorgeschiedenis van de wet.
Ir P. Bakker Schut herinnert aan de belangrijkste personen, die een rol gespeeld hebben bij de totstandkoming van de wet.
Ir L.S.P. Scheffer schrijft in een hoofdstuk, getiteld Stedebouwkundige maatregelen in en om de kernen, hoe de woningwet ook enkele voorschriften gaf voor destadsaanleg; hierdoor droeg zij bij tot een belangrijke ontwikkeling van de Nederlandse stedenbouw.
Juist, omdat de werktijden verkort werden, moest steeds meer aandacht geschonken worden aan een behoorlijke ontspanning; bij de ontspanning neemt ‘het groan-element’ een belangrijke plaats in. De tijd, dat men hierbij uitsluitend dacht aan de beplanting van lanen en plantsoenen en waarbij de sport bij voorkeur beoefend werd op weilanden, die van de boeren gehuurd werden, is voorbij. In enkele steden werden zelfs bossen aangeled, zoals het Leidse Hout en het Amsterdamse bos.
In een laatste hoofdstuk ‘Randgebieden van de Woningwet’ vraagt G.F.E. Kiers de aandacht voor de woonwagens en de woonschepen.
Het Gedenkboek geeft op uitstekende wijze een overzicht van de heilzame werking, die de Woningwet van 1901 op velerlei gebied heeft uitgeoefend.
Dr A. VAN HULZEN.