weer grotendeels ongedaan gemaakt, onder voorwendsel dat deze onder druk van de bezetter zou gebeurd zijn, hetgeen niet alleen door de Vlaamse, doch tevens door de Waalse leden van toenmalige taalinspectie formeel wordt tegengesproken).
Volgens een uiterst voorzichtige raming zou het aantal kinderen, seders 1951, in de Vlaamse klassen van kleuterscholen en lagere scholen, nog met minstens 4% teruggelopen zijn, zodat op dit ogenblik hoogstens 15 tot 16% van de Brusselse schoolgaande jeugd Nederlands onderwijs ontvangt. En de toestand wordt met de dag bedenkelijker......
In de officiëel erkend tweetalige taalgrensgemeenten is het nog erger gesteld. Te Moeskroen en te Edingen, waar lien jaar geleden nog een aanzienlijk getal leerlingen van kleuter- en lagere scholen in het Nederlands werd onderwezen, heeft men eenvoudig alle Vlaamse klassen afgeschaft. En overal elders op de taalgrens zijn de vooruitzichten al even somber, daarbij nog de z.g. Plat-Dietse gemeenten en het Land van Overmaas buiten beschouwing latend.
Een zeer gevaarlijk instrument van ontaarding zijn de zogenaamde transmutatie- of overgangsklassen, die in vele Vlaamse steden, zonder enige noodzakelijkheid, in het leven worden gehouden, terwijl zij in Waalse centra, zoals Luik en Charleroi, die duizenden Vlaamse inwijkelingen tellen, blijkbaar volkomen overbodig worden geacht.
Ter verduidelijking moge hier aangestipt worden dat dergelijke klassen, volgens een bepaling van de Onderwijswet van 1932, kunnen (niet moeten) gevormd worden ten behoeve van de leerlingen welke niet bij machte zijn het onderwijs te volgen in de taal van de streek waar zij verblijven.
Men heeft dit middel tot ontduiking van het grondbeginsel: streektaal-onderwijstaal in sommige gemeenten van de Brusselse agglomeratie, en zelfs in enkele Vlaamse steden toegepast om het verfransingsproces te bespoedigen door niet alleen Nederlands-onkundige kinderen, doch tevens tal van Vlaamse leerlingen in deze klassen onder te brengen, die dan, als vanzelfsprekend, hun studies in het Frans voortzetten.
Een statistiek, slaande op de officiële en gesubsidiëerde scholen in Vlaanderen, geeft over de verderfelijke invloed van deze steeds talrijker wordende transmutatieklassen te denken:
In 1939: |
138 klassen. |
In 1943: |
82 klassen. |
In 1947: |
114 klassen. |
In 1951: |
131 klassen. |
In vier jaar tijds (van 1947 tot 1951) nam het totaal van deze klassen dus met 17 toe, en een niet-officiële telling heeft uitgewezen, dat er op dit ogenblik meer dergelijke klassen bestaan dan in 1939.
Telkens wanneer een Belgische minister van Onderwijs in het Parlement zijn beleid verdedigt en daarbij door Vlaamse kamerleden op deze onduldbare toestand wordt gewezen, krijgen wij enkele platonische geruststellingen te horen en de zo dikwijls herhaalde belofte, dat de overtredingen uit de wereld moeten worden geholpen, zonder dat er aan de bestaande wantoestanden ook maar iets verandert.
Heeft de huidige minister van Onderwijs, de heer Harmel, niet nog onlangs op de uitgebrachte kritiek met het ernstigste gezicht van de wereld geantwoord ‘dat er geen dwang kan uitgeoefend worden op tweetalige Vlaamse ouders in de hoofdstad, die hun kinderen in het Frans opgevoed willen zien.’ Om een juist beeld van de werkelijke toestand te krijgen, dient men in deze wel zeer simplistische verklaring, de woorden ‘kan’ en ‘Frans’ te vervangen door ‘mag’ en ‘Nederlands’. Want daar ligt inderdaad de kern van de zaak! De minister heeft eenvoudig de verantwoordelijkheid verplaatst.
Werden de één- en tweetalige Vlaamse ouders niet door allerlei onrechtstreekse middelen beïnvloed, en alles, te Brussel en omstreken er niet op gericht om voorrang te geven aan het Frans onderwijs, dan zou men al vrij spoedig een verrassende kentering in het voordeel van de Vlaamse klassen kunnen waarnemen. En dan ware het niet eens meer nodig ‘onder de Vlaamse bevolking een stroming te verwekken om het Nederlands te revaloriseren’, zoals de minister het voorstelde, want dan kwam de bewustwording vanzelf en zij zou ook bestendigd worden.
Doch inmiddels zitten wij met het probleem, dat een dringende oplossing vergt, willen wij ons geestelijk bestaansrecht in de Belgische hoofdstad niet reddeloos zien verloren gaan.
Dat de leden van de regering, welke ook haar samenstelling zij, en de politieke leiders, die over een rechtvaardige toepassing van de taalwetten, ook van deze op het onderwijs, zouden moeten waken, hardleers zijn en slechts schoorvoetend aan de redelijkste Vlaamse eisen tegemoet komen, hebben wij in de jaren, die achter ons liggen, bij herhaling ondervonden.
Van de Vlaamse parlementsleden, al menen sommigen onder hen het persoonlijk nog zo goed, kan, helaas, niet verwacht worden dat zij door het aannemen van een kordate houding de partijtucht in gevaar zouden brengen, vooral wanneer zij behoren tot een alleeriregerende partij, zoals dit thans met de C.V.P. (Christelijke Volkspartij) het geval is. Twee (zegge: twee) Kamerleden van deze politieke groep, n.l. de heren Van den Berghe en Verroken, gaven echter wel blijk van een juist inzicht in de ernst van de aangeklaagde toestanden en weigerden de begroting van onderwijs goed te keuren. Wij brengen hun hiervoor gaarne onze dank en onze hulde.
Ons dunkt, dat de Vlamingen te Brussel en op de taalgrens, willen zij binnen één of twee geslachten nog iets te betekenen hebben, zich krachtdadig te weer zullen moeten stellen om eenvoudig stand te houden en in de eerste plaats de stelselmatige ontaarding en verfransing van duizenden Vlaamse kinderen tegen te gaan.
Wil men van hogerhand niet begrijpen, dat dringend een oplossing moet gevonden worden om aan deze noodlottige gang van taken paal en perk te stellen, dan blijft er niets anders over dan een volksbeweging in het leven te roepen, om met alle wettelijk geoorloofde middelen de talloze onrechtvaardigheden en wantoestanden te bestrijden, en van de gezagdragers een eerlijke en strikte toepassing van de taalwetten af te dwingen.
Tot deze wettelijk geoorloofde middelen rekenen wij b.v. het inrichten van een grootscheepse protestbetoging in de Belgische hoofdstad (dat alléén reeds het aankondigen van een dergelijke massa-betoging, tot onmiddellijke, tastbare resultaten kan leiden, hebben onze Waalse landgenoten ons bij de beslechting van de Koningskwestie afdoende bewezen).
Te Brussel-zelf werd in de jongste weken door ver-