Uit de grote West
De vuisten gebald, de tanden op elkaar!
Wat zal in deze brief het onderwerp zijn, waarover wij schrijven? Wat kan het anders zijn, dan wat in onze zinnen leeft in deze barre winterdagen, wat onze gedachten gevangen houdt en zich telkens weer naar voren dringt in ons bewustzijn?
U raadt het, U voelt het: de ontzettende ramp, die ons oude, lieve Nederland heeft getroffen.
Die eerste berichten, over de radio, in kranten en geschriften, wat waren ze beangstigend! Dat steeds stijgende aantal slachtoffers, stijgende met de niets sparende springvloed, wanhoop en ellende brengende langs Neerlands kust, tot diep in het binnenland, wat heeft het ons aangegrepen!
Maar daarna kwam, al kon het leed niet meer worden ongedaan gemaakt, de heerlijk aandoende reactie bij ons eigen Volk, daarbij, als immer in de historie, voorgegaan door ons Vorstenhuis, ditmaal door onze Koningin in Haar zo sprekend vrouwelijk meevoelen met hen, die Zij heeft te leiden. En daarbij over heel de Westerse wereld de spontane hulp, geboden door de met ons bevriende naties, niet in de laatste plaats door het land, waar schrijver dezes het grote voorrecht heeft, de rest zijner dagen een ‘home’ te vinden.
Ziet, het oude gezegde keert weer in onze gedachten terug, dat steeds een troost was bij menselijk lijden, hoe zwaar, hoe wreed ook:
‘Achter de wolken schijnt de zon!’
Hoe duister het tegenwoordig ook moge zijn, Nederland zàl herrijzen, zelfs al bij de ontzaglijk zware last, waaronder het thans gebukt gaat.
Wij, Nederlanders en ex-Nederlanders in deze gemeenten, dat weten wij, dat voelen wij, wensen niet slechts als toeschouwers aan de kant te blijven staan. Ook wij, in de eerste plaats de leden van onze General Netherlands Association, dienen nooit te vergeten, wat het Oude Land voor ons is geweest. Wij dienen te offeren, blijmoedig en spontaan, zoveel als in ons vermogen ligt. Die plicht, waaraan we thans hebben te voldoen, duldt geen afstel, zelfs geen uitstel. Zij zal ten volle worden vervuld, dat beloven we.
Onze gedachten voeren ons op dit ogenblik terug naar het verre verleden. Naar onze prille jeugd, toen we in het oude Sticht nog op de schoolbanken zaten onder de leiding van onze oude onderwijzer. Méér dan onderwijzer was hij, 'n opvoeder in de ware zin des woords. 'n Man, zelf niet door het lot begunstigd, die in zijn nog steeds jeugdig enthousiasme naast het aanbrengen van kennis in ons wist wakker te roepen, wat wij later als volwassenen dienden te worden: trouwe dienaren van de gemeenschap, goede staatsburgers met liefde voor onze geboortegrond.
We zien hem nog voor de klas staan Het was ons zanguurtje. Hij liet ons Nederlandse liedjes zingen, welker inhoud hij eerst met ons had besproken. Geen liederen als 'n dreun, geen miezerig la-la-la, maar met de betekenis, de ziel, welke de componist in woord en melodie had gelegd. ‘Jongens’, zei hij, ‘nu gaan we vechten. Staat op in de banken en balt de vuisten!’
En daar kwam het, uit volle borst. Uitdagend en met de gloed der overtuiging, die zelfs bij ons ouderen nog zo heerlijk kan spreken.
Laten wij dit lied voor U citeren. Het kwam bij ons na jaren gesluimerd te hebben in ons onderbewustzijn op. En onze vuisten, zij balden zich, zonder bevel van boven...... Lied van Daniël de Lange:
Hollands zee
Machtig zij Uw rijksgebied,
Hollands zonen vrezen niet!
Wordt hun land door U bedolven,
Samen beuren zij het hoofd
Met een blij: ‘God zij geloofd’,
Overwinnend uit de golven.
In de worst'ling met Uw macht
Wint het Hollands harte kracht.
t' Weet van wijken noch van beven.
Frisheid brengt gij luwend aan,
Vaster doet Uw stormwind staan,
Uit de doodsstrijd put het leven.
Rol Uw golven naar het strand,
Sla terug der duinen rand,
Hollands kracht blijft U trotseren,
Holland bukt voor geen geweld!
Rustig zal het als een held
Vloed en dwang en onrecht keren!
Dit voor heden. Vooruit, landgenoten in de Grote West, kent Uw plicht! Holland moet en zal herrijzen, ook nu weer!
JAN STAVAST
BEZOEKT HET VERBONDSKANTOOR
Wij menen goed te doen onze leden er aan te herinneren, dat wij hen, wanneer zij Den Haag bezoeken, gaarne op het kantoor ontvangen.
Persoonlijke kennismaking verstevigt de band en wij beschouwen het als een eer onze leden te kunnen helpen en hun alle inlichtingen te verstrekken, waarmede zij gediend kunnen zijn.
De kantooruren zijn op werkdagen van 9-12 en van 14-16 uur; 's Zaterdags van 9-12 uur.