Jacob de Meyere zal, in weerwil van zijn onschatbare verdiensten als geschiedschrijver, nooit grote bekendheid onder het gewone volk verwerven, daar hij, volgens het gebruik van zijn tijd, in het Latijn schreef en er nooit een volledige vertaling van zijn werken is verschenen. Zijn ‘Res Flandricae’, een historisch-geografisch essay in tien hoofdstukken, verscheen in 1531. Hij werkte ook aan een Oorkondenboek, dat echter nooit werd uitgegeven. Zijn Geschiedenis van Vlaanderen blijkt hem, zoals hij het zelf zegt, heel wat moeilijkheden te hebben gekost. In dit boek komt in ieder geval een nieuwe geest en een vernieuwde opvatting van de geschiedschrijving tot uiting. Het blijft, na vier eeuwen, nog een blijvende, positieve waarde behouden.
Over het algemeen wordt niet voldoende aandacht geschonken aan het critisch werken van De Meyere die een grondig humanistische opvoeding genoot en van 1509 tot 1513 aan de Parijse Sorbonne studeerde, waar hij Erasmus en talrijke andere humanistische geleerden ontmoette. Bij zijn terugkeer naar Vlaanderen vestigde hij zich te Brugge, waar hij de Engelse kanselier Thomas Morus leerde kennen en vriendschappelijke betrekkingen onderhield met de Spaanse humanist Luis Vives. Ook daar mocht hij rekenen op de bescherming en de steun van Jacob van den Driessche, die hem hielp bij de voltooiing van zijn levenswerk, de Geschiedenis van Vlaanderen.
Jacob de Meyere was, volgens de geleerde spreker, de eerste die het gevaar van een verschuiving van de taalgrens ten nadele van het Diets heeft voorzien. Zijn werk munt vooral uit door analytische nauwgezetheid en oprechtheid en blijft daarom voor de Vlaamse geschiedschrijving een betrouwbare documentatiebron.
Na afloop van deze leerrijke voordracht merkte Prof. Dr V. Celen op, dat de pessimistische overwegingen van Jacob de Meyere, in verband met de verschuiving van de taalgrens, ook - en vooral na de laatste oorlog - bij sommige vooraanstaande Vlamingen worden gehoord. Prof. Celen zeide dat de toekomst niet zo somber moet worden ingezien. Hij is er van overtuigd dat zich binnen afzienbare tijd een gunstige kentering zal voordoen.
's Namiddags hield Prof. Dr P. Berteloot, uit Avesnes, een merkwaardig betoog over ‘Het existentialisme in de Franse literatuur’. Spreker bleek dit onderwerp, dat echter naar ons bescheiden oordeel minder in het kader van deze Frans-Vlaamse cultuurdag paste, meesterlijk te beheersen en gaf daarbij een grondige uiteenzetting over de leer van J.P. Sartre, die echter wegens al te diepzinnige wijsgerige beschouwingen en aphorismen voor oningewijden vrij moeilijk te volgen was.
Na een tweede optreden van het gemengd koor ‘Andleie’ onder leiding van Joël Lepeer, dat zich reeds tijdens de voormiddagvergadering had laten horen en een verdiende bijval oogstte, werd het woord gevoerd door de heer Dr Jan Klaas uit Rijsel, hoofdredacteur van het tijdschrift ‘Notre Flandre’.
Dr J. Klaas herinnerde eraan, dat de uitgave van dit blad een eerste practische verwezenlijking was van de beslissingen genomen op de vorige Frans-Vlaamse cultuurdagen. Het is een bescheiden begin, zegt spreker, doch wij hopen mettertijd nog meer en beter te kunnen presteren. Het onthaal dat het nieuwe tijdschrift zowel in Belgisch- als in Frans-Vlaanderen te beurt valt, bewijst dat het reden van bestaan heeft. Een eerste taak die ons wacht is het aanbinden van de strijd voor het behoud van onze moedertaal, terwijl tevens de belangstelling levendig moet worden gehouden voor de grote figuren uit het Nederlands cultuurleven in Frans-Vlaanderen. De 300ste verjaardag van de geboorte van Michiel de Swaen, in 1954, mag zeker niet onopgemerkt voorbijgaan. Pessimisme acht spreker uit den boze. Er zijn in Frans-Vlaanderen nog voldoende volksgetrouwe krachten voorhanden om met behulp van het tijdschrift ‘Notre Flandre’ het Nederlands geestesleven aldaar van de ondergang te redden.
Ten slotte gaf de Eerw. Heer Corsmit nog enkele gevatte beschouwingen ten beste over zijn dagelijkse omgang met de volksmensen in Frans-Vlaanderen en drong daarbij aan op een meer persoonlijk contact tussen Belgisch- en Frans-Vlamingen.
Een jonge en talentvolle voordrachtkunstenares, Mej. Teresa van Marcke, vergastte van tijd tot tijd de aanwezigen op enkele prachtige fragmenten uit de Zuid-Afrikaanse poëzie en droeg tijdens de namiddagvergadering in de gewestelijke tongval typische Frans-Vlaamse gedichten voor. Vergeten wij ook niet Mevr. Esther Duthoy - Goossens te vermelden die de prachtige samenzang van het koor ‘Andleie’ aan het klavier begeleidde.
M.v.G.