Frans-Vlaanderen, Kernland van de Nederlandse beschaving
Ter gelegenheid van de Frans-Vlaanderen-avond te Mechelen had een opstelwedstrijd plaats voor de studenten van het Kon. Atheneum (H.B.S.) aldaar. Verschillende leerzame boeken over Frans-Vlaanderen werden als prijs uitgereikt. Hieronder volgt het opstel dat naar de mening van A.N.V.-Antwerpen het beste is. Onze hartelijke gelukwensen aan de jonge verslaggever.
Te Mechelen vond een Frans-Vlaanderen-avond plaats, ingericht door het A.N.V. in samenwerking met de Vlaamse Toeristenbond. In de leeszaal van het Stadsarchief heette de heer Verschueren, voorzitter van de plaatselijke VTB-afdeling de toehoorders welkom en stelde hun de spreker, Prof. Dr Vital Celen voor, die onmiddellijk het woord nam.
Frans-Vlaanderen, aldus de eminente taalgeleerde, biedt alleen in cultuuropzicht reeds zovele aspecten, dat wij gedwongen zijn ons tot een paar uitzichten te beperken. Derhalve zullen wij de ontwikkelingsgang van de taal en van het nationaliteitsgevoel der bevolking van Frans-Vlaanderen onze bijzondere aandacht schenken en er de letterkunde in zoverre bij betrekken als deze van belang is ter staving van ons betoog.
Aan de hand van de gegevens der geschied- en taalvorsing licht spreker de verschillende stadia van het wederopdringen van het Romaans idioom toe. Maar, betoogt Prof. Celen, wat op het gehele proces alhier zijn voorname stempel drukt, is het feit, dat precies in Frans-Vlaanderen, vóór de meeste andere landstreken, de Westerse beschaving is ontwaakt.
Vervolgens weidt de voordrachtgever uit over de ontwikkeling van het nationaliteitsgevoel der Frans-Vlamingen. Historisch gezien zijn wij niet alléén Vlaanderen. In de geografische zin zelfs behoren daartoe enkel de provinciën van die naam. Want ook in Frans-Vlaanderen, dat eens door de graven van Vlaanderen tot aan de Somme werd bestuurd, rijzen de belforten en klauwen de leeuwen.
De bewoners zijn Vlamingen van het oude begrip, niet verbonden aan de taal, maar wier nationaliteitsgevoel zich in de loop der geschiedenis heeft toegespitst en niet zelden, onder de dwang der omstandigheden, tot haat tegen Frankrijk is uitgegroeid.
De historie der taaltoestanden behandelend, wijst spreker er op, dat in 1539, bij het Landjuweel te Gent, een Rederijkerskamer uit Frans-Vlaanderen de tweede prijs behaalde (na Antwerpen), met een zo degelijk stuk, dat we hierin gerust een aanwijzing mogen zien voor de voorname plaats van het Nederlands bij de Frans-Vlamingen. Zelfs in de zeventiende eeuw, ofschoon de verfransing steeds meer noordwaarts doordringt (tot ongeveer 15 km. bezuiden Duinkerke) bezit het Nederlands in Frans-Vlaanderen nog de levenskracht van een jonge kultuurtaal, te oordelen althans naar de verschijning van een dichter als Michiel De Swaen. Deze was grootnederlander, veeleer uit traditie dan uit ideologie. Hij zàg overal de grootheid der Nederlanden, ‘de bloem van Europa en de pronk van alle landen’. Zijn ‘Karakterschets van het Nederlandse Volk’ acht spreker zo juist en zo sierlijk verwoord, dat hij de aandachtige belangstelling van de aanwezigen verzoekt voor de vertolking ervan door Yvonne Grietens. De talentvolle declamatrice draagt vervolgens nog een paar gedichten van Michiel De Swaen voor, die hem als zuiver dichter doen waarderen.
De Franse Revolutie zal grondig ingrijpen op het nog voortlevende Diets bij onze stamverwanten. Na een aarzelende toegeeflijkheid wegens de gepropageerde gelijkheidsgedachte, voert het Frans bestuur een vastberaden taalpolitiek, die er op gericht is de vreemde talen op Frans gebied eenvoudig uit te roeien.
In de 19de eeuw komt de reactie los met een heropleving van het nationaal gevoel, dat prachtig harmonieert met de te dien tijde bloeiende romantiek. Helaas, ‘de taal van den volke’ is als kultuurtaal weggekwijnd en zelfs de leiders van ‘Le Comité Flamand de France’ kunnen in 1853 geen Nederlands meer schrijven......
Tijdens de eerste wereldoorlog ontstaat echter een nieuwe beweging, ditmaal ook met het opzet de moedertaal te doen herleven. De beweging groeit gestadig uit. Ook naar de diepte. Dan verschijnt de in Vlaanderen en Nederland zo gunstig bekende ‘Torrewachter’, waarin de sprankelende humor der Frans-Vlamingen tot uiting komt. Een degelijk, tweetalig tijdschrift wordt gesticht: ‘Le Lion de Flandre’. Meteen krijgt ook Frans-Vlaanderen zijn nationale bard in de persoon van Marcel Janssen, die Rodenbachiaanse strijdpoëzie schrijft en allerwege geestdrift verwekt. Yvonne Grietens draagt op overtuigende wijze een drietal dezer gedichten voor en belicht vervolgens de eigen humor van het gewest door een olijke interpretatie van ‘Het Sermoen van Lapscheure’ (Romain Van de Meule) en ‘Duivelse Zaken’ (René De Spicht). Een langdurig handgeklap beloont haar prachtige vertolking.
Practisch bestaat op heden de beweging niet meer, besluit Prof. Celen. Een schuchtere poging tot heropleving wordt gedaan met het nieuwe tijdschrift ‘Notre Flandre’, dat wij aan ieder oprecht Vlaming warm aanbevelen.
Ter bekroning van deze mooie avond droeg Yvonne Grietens het gedicht ‘Frans-Vlaanderen’ voor, waarin Vital Celen de dichterlijke tolk is van het begrijpende Vlaanderen ten overstaan van de stamverwante broeders in Frankrijk.
WILLY TORFS,
Leerling van de Poësis aan het Atheneum te Mechelen.