Woningnood
Aan de ‘Bijbank Post’, maandblad van de Personeelsvereniging ‘De Javasche Bank’ te Amsterdam van 1 April jl. ontlenen wij de volgende ‘bloemlezing uit brieven, ontvangen door een bureau voor huisvesting, ergens in ons land’.
Het motto (van De Genestet) kunnen helaas nog veel meer brief- en andere schrijvers zich voor gezegd houden. Dit luidt
Sprekers, hoorders, denkers, daders
vindt ge in soorten, rijp en groen;
zeldzaam vindt ge wel verenigd
spreken, horen, denken, doen.
En nu de uittreksels uit de genoemde brieven:
De kamer is niet alleen schadelijk voor de gezondheid, maar ondergraaft ook de zedelijkheid van mijn achtjarig zoontje.
Wij zijn zo bekrompen, dat we slechts twee bedden in het vertrek kunnen opstellen. We hebben het dan zo benauwd, dat we ons niet kunnen keren van de ruimte.
Ik heb rheumatiek en een kind van vier jaar. Dat komt allemaal van de vocht. U moet hier iets aan doen.
Wij willen ook wel eens languit liggen. U moet bij ons maar eens komen kijken, want de huisbaas verrekt het. Als U eens zag hoe wij zitten, zou U er werk van maken. We bemoeten dringend een andermans woning.
Wij zitten zo krap, dat die mensen van de kamer naast ons, die de griep hebben, ons door de dunne muren aansteken. Als U eens poolshoogte kwam nemen, kon U ook de koorts krijgen.
Aan de ene kant is mijn vrouw in verwachting en aan de andere kant regent het in. De W.C. is bouwvallig en zodoende kunnen wij daar niet langer huizen. Als het hard waait, zijn wij met levensgevaar verbonden.