Nederl. Antillen
Hebben wij het Nederlands verleerd?
II
Overgenomen uit ‘Beurs- en Nieuwsberichten’, Algemeen en onafhankelijk dagblad voor de Nederlandse Antillen, 19 Jan. '52.
Naar aanleiding van het ingezonden stuk van de heer Luis H. Daal, waarboven hij als kop plaatste: ‘Zijn wij het Nederlands verleerd?’ ontvingen wij een reactie van een lezer, die van mening is, dat het gebruik van vreemde woorden in het geheel niet inhoudt, dat men op Curaçao (en in Nederland) de Nederlandse taal zou verleren, maar hij ziet daarin een evolutieverschijnsel van de taal, dat niet tegengehouden kan worden en dat als een sneeuwbal voortrolt.
Immers ook in het Spaans, zo hoog door de heer Daal vereerd, gebruikt deze zelf vreemde woorden, aldus zegt onze lezer, en hij verwijst naar een artikel van de hand van de heer Daal in ‘Cultura y Deportes’ van 3 Januari, waarin woorden als ‘analisis’, ‘estériles’, ‘polémicas’ en ‘anémico’, die volgens onze lezer toch eigenlijk niet in 'n sportartikel, maar voor 't grootste deel in een ‘medisch’ tijdschrift thuishoren. Indien de heer Daal deze woorden met betrekking tot sport in het Spaans gebruikt, dan ziet de lezer niet in, waarom hij in het Nederlands het gebruik van woorden als: plier, refrigerator, mail, plane, ticket voor tang, ijskast, brievenmaal, vliegtuig, kaartje, afkeurt. Deze woorden worden volgens de lezer in de Nederlandse taal opgenomen door het getij der evolutie en verkrijgen daarin burgerrecht, zodat tegen deze neiging niets te doen valt.
In de taal van Cervantes werden in zijn tijd ook de door de heer Daal gebruikte Spaanse woorden niet gebruikt, althans niet in die betekenis gebezigd, in welke hij die thans aanwendt, en zij hebben ook pas in de moderne tijd burgerrecht verkregen, doordat deze woorden in overdrachtelijke zin op zaken toegepast worden, die oorspronkelijk in die taal niet werden benoemd.
De lezer is daarom van mening, dat woorden als hydraulic brake fluid, reckets, planes en hot dogs uit de Engelse handels- en sportuitdrukkingen en de zeemanstaal, in de eeuw van de A- en de H-bom gemeengoed worden en dat de opkomst van sommige woorden in de moderne tijd zo snel gaat, dat men geen tijd heeft er een gelijkwaardig woord voor in de Nederlandse taal te vinden.
De lezer zou het heel gek vinden klinken, zegt hij, indien een ‘baseball’-kampioen, die juist op Hato uit de ‘plane’ stapt aan de ‘Beursreporter’ van z'n bevindingen kond zou doen door te zeggen: ‘Meneer de verslaggever, gisteravond om 4 uur stapte ik in de vliegmachine en voordat ik vertrok werden mij aan de tapkast in het eethuis enige ‘warme hondjes’ aangeboden. Als herinnering ontving ik een zilveren honkbal en men vroeg mij of ik mij even voor het verzienapparaat wilde opstellen en tevens enkele woorden voor de geluidversterker wilde spreken.
De lezer schijnt dit erg vermakelijk te vinden en toch is het, met uitzondering van de ‘warme hondjes’, waarvoor wij niet een even schilderachtige uitdrukking hebben gevonden als de Amerikanen, goed Nederlands en in het geheel niet gek of lachwekkend.
Wij zijn het in de grote lijnen dan ook in het geheel niet met de lezer eens, die zulk een taal achterlijk schijnt te vinden. Integendeel, wij moesten er ons toe zetten om voor alle zaken en begrippen, waar goede Nederlandse woorden voor bestaan, deze te gebruiken, hetgeen echter weer niet inhoudt, dat wij tegen 't gebruik van een vreemd woord in onze taal zijn, als dat 't begrip beter uitdrukt, als dat een andere nuance aan onze bedoeling kan gevenGa naar voetnoot1) of als men er wat afwisseling mede in de taal kan brengen.
Ook zouden wij best eens bij onze stamverwanten, de Vlamingen en de Zuid-Afrikaanders, leentjebuur kunnen spelen, want zij hebben vaak zeer karakteristieke woorden en uitdrukkingen voor zaken waarvan de benaming met een Nederlands woord ons hoofdbreken kost.
Een spaarzaam gebruikt vreemd woord dat burgerrecht verkrijgt zal de taal niet bederven, maar het is de verangliseringGa naar voetnoot2) van de taal, die het taaleigen op den duur verloren dreigt te doen gaan en daartegen moeten wij waken.