Neerlandia. Jaargang 56
(1952)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Verspilling van kracht door gemis aan samenwerkingIn het September-nummer van ‘Neerlandia’ werd onder bovenstaande titel een pleidooi gehouden voor coördinatie van krachten, die gericht zijn op een zich wijden aan de zaak van de cultuur en de geschiedenis van Nederland. Met dit pleidooi, dat werd ingegeven door het verschijnen van het mededelingenblad van de ‘Historische Vereniging voor de Provincie Zuid-Holland’, zullen wel alle lezers het in beginsel eens zijn. Persoonlijk hebben wij ons ook dikwijls geërgerd, wanneer wij zagen, hoe op velerlei gebied in ons land dit gemis aan samenwerking tot verbrokkeling voert, hetgeen aanleiding geeft tot een hopeloze verspilling van krachten en kosten. De bronnen waaruit deze versplintering voortkomt zijn helaas maar al te dikwijls: het verlangen naar een persoonlijk succes, een zucht om grote daden te verrichten en daarmee naam te maken, een zekere ijdelheid en gewichtigdoenerij en vaak ook een critiek op de wijze, waarop andere organisaties hetzelfde doel trachten te bereiken. Het is meestal dit persoonlijk streven, dat tot de hier gewraakte verdeeldheid leidt en dat de pogingen van andere organisaties, om tot een sterke eenheid te geraken, afwijst. Men ziet niet meer het doel en het streven als het primaire belang, maar de kracht en de invloed van de organisatie op het maatschappelijk leven worden hoofdzaak. Tot zover kunnen wij ons geheel verenigen met het kort betoog, dat door de schrijver van boven aangehaald artikel werd gehouden. Het is een zwakke plek in het overigens zo sterke Nederlandse karakter, die angst voor het prijsgeven van een klein stukje zelfstandigheid en individualiteit. Toch zouden wij niet gaarne willen beweren, dat het steeds wenselijk is alle krachten, die op eenzelfde doel gericht zijn, tot één te bundelen. Er is namelijk in het culturele leven een groot aantal gevallen aan te wijzen, waarbij het naast elkaar bloeien van verenigingen, die op eenzelfde doel gericht zijn, niet leidt tot versplintering, maar integendeel tot een zeer gezonde ontwikkeling, en tot een heilzame decentralisatie. Samensmelting zou in die gevallen kunnen leiden tot verzwakking van krachten en geenszins tot een vruchtbaar streven. Het in genoemd artikel gegeven voorbeeld toont dit bij diepere beschouwing overtuigend aan. Het is ongetwijfeld een cultureel belang van de eerste orde, dat in ons land de belangstelling van alle openbare diensten en van alle ingezetenen, hoog of laag, oud en jong, wordt gericht op het behoud van het karakter, het voortleven van de geschiedenis en het ongerept bewaren van de schoonheid van Nederland. Het Algemeen Nederlands Verbond is één van de lichamen, die mede uit dit besef zijn geboren. Maar daarnaast zijn in het gehele land talloze verenigingen, bonden en organisaties in het leven geroepen, die geheel of gedeeltelijk hetzelfde doel nastreven. In de laatste halve eeuw zijn in een groot aantal gemeenten en in enkele provincies, verenigingen, genootschappen en stichtingen ontstaan, die ten doel hebben de schoonheid, het historisch karakter of het volkseigene van de stad of van de landstreek te behouden. Als voorbeeld noemen wij de Ver. Oud-Leiden, Oud-Utrecht, Oud-Alkmaar, het Hist. Genootschap Oud-West-Friesland, Het Oversticht, It Fryske Gea, Stichting Het Limburgsch Landschap, Het Noord-Brabantsch Landschap, Oudheidkamer te Rhenen, enz. Er zijn verenigingen, die zich toeleggen op het navorsen van de geschiedenis van de grond, waarop zij gevestigd zijn of die zich de bescherming van het landschappelijk schoon tot taak hebben gesteld. Weer andere strekken de beschermende hand uit naar de overblijfselen van oude vestingwerken (Menno van Coehoorn) of naar molens (De Hollandse Molen), enz. Kortom, het aantal genootschappen is zo groot, dat het niet mogelijk is ze alle met name te noemen. Ze zijn in groepen te onderscheiden naar de speciale culturele belangen die zij behartigen. Maar zelfs in elke groep is het aantal nog aanzienlijk. De vraag rijst nu, wat moet er gebeuren om eenheid in deze veelheid te brengen? Moet men deze verenigingen hun zelfstandigheid ontnemen en ze tot één geheel samensmelten? Men zou daarmee misschien enige kostenbesparing verkrijgen, maar tegelijkertijd de geestdrift doden, waaraan het merendeel van deze plaatselijke lichamen hun ontstaan te danken hebben. De thans groeiende belangstelling voor het, in wezen gelijke, doel zou tot zeer geringe afmetingen worden teruggebracht. Immers, het is juist het tot de eigen omgeving beperkte doel, dat het bestuur en de leden van al deze organisaties ertoe opwekt, hun beste krachten te geven. Zij voelen het om zo te zeggen aan den lijve, wanneer de natuur rondom de stad wordt geschonden door de oprichting van lelijke fabrieksgebouwen en zij komen onmiddellijk in actie, wanneer het schilderachtig aanzien van de stad dreigt te worden aangetast door het dempen van grachten of het afbreken van oude historische gevels. Ook de geldelijke bijdragen van bedrijven en particulieren vloeien ruimer toe, wanneer het om de eigen stad of het eigen gewest gaat. Deze zelfstandigheid moet geëerbiedigd worden! Er is echter een andere weg om tot samenwerking te komen; dat is de ‘overkoepeling’. Aan de wens om op deze wijze eenheid te brengen in dit plaatselijk en gewestelijk streven, zonder ook maar in het minst de zelfstandigheid te beknotten, dankt de in 1911 opgerichte Bond Heemschut zijn ontstaan. Schoonheid, historie en volkskarakter hebben zijn voortdurende belangstelling. Het merendeel van alle plaatselijke verenigingen, die de leuze ‘Beschermt de schoonheid van Uw stad’ in haar banier schrijven, is lid van deze bond. Landelijke, gewestelijke en plaatselijke overheidsorganen zijn bij de bond aangesloten en vele particulieren zijn als buitengewoon lid toegetreden. Het hoofdbestuur zetelt in Amsterdam en geeft van daaruit leiding aan het heemschutwerk in het gehele land. Het heeft drie commissies gevormd nl. ‘de Weg in het Landschap’, kortweg ‘de WIL’, die in het bijzonder waakt tegen ontluistering van de landschappelijke schoonheid, de commissie ‘Stad en Dorp’, die erop toeziet, dat het dorps- en stadsbeeld ongeschonden bewaard blijft, en de commissie ‘Heemschut en de Jeugd’, die reeds bij jong-Nederland de belangstelling tracht te wekken voor deze nationale taak. De commissie ‘Stad en Dorp’ is bovendien gedecentraliseerd, zodat in elke provincie een sub-commissie werkzaam is, die het doel van Heemschut nastreeft en zoveel mogelijk samenwerkt met de plaatselijke verenigingen.Ga naar eind1) | |
[pagina 6]
| |
De schrijver van het hier besproken artikeltje noemt ook het Algemeen Nederlands Verbond als een lichaam, dat zich beijvert voor onze schone en eerbiedwaardige cultuur. Wij zullen zeker niet het tegendeel beweren, maar veroorloven ons toch hierbij aan te tekenen, dat het doel van het A.N.V. niet geheel samenvalt met dat van de hier bedoelde verenigingen, die met de Bond Heemschut verbonden zijn. Samensmelting van beide leidinggevende lichamen zou schade doen aan de zaak, maar samenwerking kan niet genoeg worden aanbevolen. Van H.
Onderschrift
Het betoog van de heer Van H. is juist, alleen, niemand denkt hier aan samensmelting. Wat wij evenwel tegenwoordig vaak zien is, dat er in velerlei en veler arbeid een ongerichtheid van krachten is, die nadelig is voor het bereiken van aller doel: een bijdrage te leveren tot het instandhouden van de Nederlandse cultuur. En daarom nog eens: ‘méér eenheid, overigens met erkenning van grote verscheidenheid’. |
|