Uit de bladen
Een enquête
‘Het Vaderland’ heeft het lofwaardig initiatief genomen tot een onderzoek naar het oordeel van de ‘gecommitteerden’ en de ‘deskundigen’ bij de eindexamens in 1951 van gymnasia, lycea en hogere-burger-scholen over aangelegenheden betreffende die examens en maakt nu een uitvoerige samenstelling openbaar van de ontvangen antwoorden op een 14-tal door het blad gestelde vragen.
Wellicht bestaat er aanleiding om daarop in Neerlandia nog eens terug te komen.
Thans nog slechts dit: naar aanleiding van een bij het schriftelijk examen Nederlands gevraagde tekstverklaring wordt onder meer opgemerkt ‘Bovendien was het stuk (d.i. de gegeven tekst) gesteld in slecht Nederlands, met stijlfouten en onjuiste interpunctie’. Dat is toch wel zeer bedroevend.
Aan vorenbedoeld verslag ontlenen we nog het volgende (nummer van 17 Nov. bl. 10 slot): ‘Voor de A-candidaten moet de wiskunde en voor de B-candidaten het Grieks niet verplichtend worden gesteld’, merkten enige gecommitteerden op.
Die ‘gecommitteerden’ kenden dus zelf het verschil niet tussen verplichtend en verplicht.
Een toestand, iemands geweten, een voorschrift of bevel kan iemand tot een bepaalde handeling verplichten, in dit geval de examenvoorschriften tot een onderzoek naar de kennis der candidaten betreffende wiskunde of Grieks.
Die voorschriften zijn dus verplichtend, doch het examen is verplicht en de examinandus is verplicht zich eraan te onderwerpen, als hij wil meedingen naar het diploma.
R.