Het Plan Schuman en de Volkswelvaart in de Nederlanden
Het plan Schuman zal de eerstvolgende tijd terug in het middelpunt der belangstelling komen te staan, daar het in de parlementen der betrokken staten in bespreking zal komen om definitief te worden goedgekeurd. Het is wellicht nuttig en gepast dat in het orgaan van het A.N.V. ook even aandacht geschonken wordt aan dit plan, dat inderdaad vèrstrekkende gevolgen kan hebben voor de volkshuishouding en de welvaart van het Nederlandse volk, zowel in Noord-Nederland als in Vlaanderen. Men weet dat het opzet is een trust te verwezenlijken van de Europese kolen- en staalindustrie. Daar Engeland geweigerd heeft tot het plan toe te treden, blijven er volgende landen bij betrokken: Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Nederland, België, Luxemburg, alsook het Saargebied. Het plan voorziet in een vrij ingewikkeld raderwerk van instellingen die het beheer zouden voeren over deze machtige trust.
Vooreerst is er een Hoog Gezag, bestaande uit een college van negen leden, waarvan er acht voor de eerste maal zouden aangesteld worden door de regeringen der deelnemende staten en het negende lid gekozen door die acht. Daarnaast is er een Raadgevend Comité voorzien, waarin vertegenwoordigers van de voortbrengers, de arbeiders, de handelaars en de verbruikers zouden zetelen. Zij worden aangewezen door de Bijzondere Raad van Ministers. Verder is er een Algemene Vergadering, een soort parlement, samengesteld uit vertegenwoordigers van het volk der betrokken staten, gedelegeerd door de nationale parlementen dezer staten.
Ten slotte is er een bijzondere Raad van Ministers waarin iedere staat één minister afvaardigt. Er is ook nog in een Gerechtshof voorzien.
In de Algemene Vergadering zouden Frankrijk, West-Duitsland en Italië ieder 18 afgevaardigden hebben, Nederland en België ieder 10 en Luxemburg 4.
De respectievelijke productie der betrokken staten in millioen ton en per jaar bedraagt:
|
Kolen |
Staal |
Frankrijk: |
51 |
9,2 |
West-Duitsland: |
137 |
15 |
Italië: |
1 |
2,1 |
Nederland: |
12 |
0,4 |
België: |
30 |
3,9 |
Saargebied: |
14 |
2,4 |
Kort samengevat is de economie van het plan de volgende: binnen de gemeenschap wordt een eenheidsmarkt geschapen, alle grenzen vallen weg; gans deze sector van het economisch leven wordt centraal gedirigeerd: de grondstoffen worden verdeeld, de productie gereglementeerd, de prijzen vastgesteld, de verbetering of uitbreiding der bestaande en de oprichting van nieuwe bedrijven gecontroleerd door de gezagsorganen der gemeenschap. Aldus wordt de nivellering van de steenkolenprijzen als een der eerste en voornaamste doeleinden vooropgesteld, omdat dit een grondvoorwaarde is om de productievoorwaarden en dus de prijs van het staal gelijk te maken. Gedurende een overgangsperiode zouden aldus de Belgische steenkolenprijzen, die te hoog liggen, verlaagd worden door het verlenen van tegemoetkomingen aan de Belgische steenkolenmijnen uit een verenigingskas gevoed door de andere mijnen. Het zal dan ook niemand verwonderen, dat de Walen enthousiast zijn over het plan Schuman. In de ‘Nouvelle Revue Wallonne’, uitgegeven door het ‘Congres national Wallon’, verscheen een uitvoerige studie van Paul Romus over ‘L'économie wallonne dans la Communauté européenne du Charbon et de l'Acier’ (nummer van Juli 1951).
Hieruit blijkt duidelijk welke grote verwachtingen zij koesteren.
Vooreerst verwachten zij van dit plan de oplossing van hun kolenprobleem. Zij stellen in het vooruitzicht de subsidiëring van hun mijnen tijdens een overgangsperiode en de wederuitrusting en modernisering er van op kosten der gemeenschap.
Dit zou voor hen reeds een prachtige zaak zijn, want men weet dat de uitbating van de verouderde Waalse mijnen verliesgevend is niettegenstaande de hoge prijzen. Anderzijds zijn de Walen vrij belangrijke staalproducenten. Gans de Belgische staalindustrie is gelocaliseerd in Wallonië.
Het zou wel aan te bevelen zijn, dat ook wij, van algemeen Nederlands standpunt uit, het plan Schuman aan een ernstig onderzoek zouden onderwerpen. Wij achten ons geenszins bevoegd om in deze aangelegenheid een oordeel te vellen, doch wij willen er toch de aandacht op vestigen.
De belangen van Nederland en Vlaanderen zijn in deze ongetwijfeld gelijklopend: wij bezitten steenkolenmijnen, doch geen noemenswaardige staalindustrie. De