De rolverdeling hij het Hoger Onderwijs in Nederland
Minister Rutten deelde bij de behandeling van de begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mede, dat de belangrijkste en tevens noodzakelijkste van alle kwesties, die aan de orde zijn gesteld, betrekking heeft op de rolverdeling bij het hoger onderwijs. De eerste poging daartoe dateert uit de jaren twintig. De Onderwijsraad heeft in 1924 daarover enige denkbeelden aan de hand gedaan. In sommige opzichten is de rolverdeling eigenlijk reeds begonnen. Bij de vervulling van open plaatsen en bij nieuwe aanvragen wordt namelijk in de regel raad gevraagd van de zusterfaculteiten. Men zal zich echter in de toekomst veel meer moeten laten leiden door het besef dat de verschillende universiteiten faculteitsgewijze elkaar zullen aanvullen. Het gaat om doelbewuste organisatie, waar thans de historie, het toeval en de onderlinge wedijver te veel aan het woord zijn. Het punt van uitgang in de rolverdeling is de idee van de samenhang der universiteiten. Die moet in de toekomst, aldus de Minister, als leidend beginsel worden erkend.
Verschillende vormen van rolverdeling zijn denkbaar. Vooreerst zijn er vakken, die slechts aan één faculteit behoeven vertegenwoordigd te zijn. Dan zijn er vakken, die weliswaar overal moeten zijn vertegenwoordigd, maar niet bij elke faculteit door een afzonderlijke leerkracht. Vervolgens zijn er vakken, die zich lenen tot beoefening in een bepaalde richting.
Van de vele moeilijke vragen, die er ongetwijfeld in dit verband zullen rijzen, is wel de meest hachelijke, of de rolverdeling van boven af moet worden opgelegd dan wel langs de weg van onderling overleg dient tot stand te komen. Men is thans bezig de gegevens te verzamelen, die vereist zijn voor de opbouw van een plan voor rolverdeling. Men verwachte echter geen resultaat op korte termijn.