om hun moed in te spreken in deze zo moeilijke tijd. In de Antillen krijgt men geen ongestoorde ontvangst. De Nederlanders, waar ook ter wereld, voelen zich verlaten. Zij willen op de hoogte blijven van het dagelijks gebeuren in Nederland, zij willen in hun eigen taal vernemen, hoe men in Nederland over de internationale toestanden denkt. Voor hen betekent de Nederlandse wereldomroep alles. Zij houdt hen staande.
Twee jaar geleden adviseerde de Nederlandse Omroepzender Maatschappij (Nozema) de regering drie zenders van 100 KW te bouwen. Eén zender werd in November jl. besteld. En nu verzoekt één der omroepverenigingen onze regering die bestelling ongedaan te maken, omdat ‘de tijden er te slecht voor zijn’. Kijkt men hier niet verder dan de neus lang is?
Zeker, hier te lande heeft men geen behoefte aan onze uitzendingen op de korte golf, maar mag dit de reden zijn om ook de duizenden Nederlanders, die het Vaderland vaarwel gezegd hebben, in de aether af te snijden? Moeten al die mensen verstoken blijven van de culturele band met Nederland, waarbij het gesproken woord van zoveel waarde is? Begrijpt men niet, wat het betekent voor de Nederlanders de voorlichting uit de eerste hand te krijgen?
Het is nodig, dat wij hier tenminste één zender bouwen, welke die in andere landen kan evenaren. De B.B.C. heeft niet minder dan 50 zenders van 50 KW tot 100 KW en heeft er zelfs twee van 400 KW; Zwitserland bezit twee zenders van 50 KW, Zweden twee en Noorwegen één. Wij mogen niet achterblijven. Neerlands stem moet door de aether klinken en moet in alle delen van de wereld ongestoord gehoord kunnen worden. Het is een cultureel, economisch en staatkundig belang. Het geld, aan een dergelijke, krachtige zender besteed, is goed besteed.