Volkshogeschoolcursussen in het teken van Benelux
De stoutmoedige poging van Dr M. Vanhaegendoren, om ook in Vlaanderen belangstelling te wekken voor de studie en de ontleding van allerlei problemen, die met de groeiende toenadering tussen Nederland en onze eigen gewesten verband houden, mag wel buiten verwachting geslaagd heten.
De drie Benelux-weekeind-leergangen, waarvan de eerste te Brussel, de tweede te Lier en de derde in de moderne jeugdherberg van het Provinciaal Domein te Huizingen werd gehouden, mochten zich telkens in een flinke opkomst van hoofdzakelijk jonge deelnemers verheugen, die met aandacht de uiteenzettingen volgden, en met een prijzenwaardige ijver aan de daaropvolgende gdachtenwisseling deelnamen.
Op de eerste vergadering, gewijd aan de toestand der nijverheid in de Beneluxlanden, werd achtereenvolgens het woord gevoerd door de heren Jaspar, voorzitter van het Belgisch Benelux-Comité, Dr Kramer, directeurgeneraal bij het departement van Economische Zaken te 's-Gravenhage, en J. Van Waterschoot, kabinetsattaché bij het Belgisch departement van Economische Zaken. Deze sprekers behandelden hoofdzakelijk de in de onderscheidene landen gevolgde nijverheidspolitiek, waarbij ook aandacht werd gewijd aan de toenemende industrialisatie van Nederland en haar terugslag op de beoogde economische samenwerking. Dat er nog wrijvingspunten en geschillen zijn, valt niet te loochenen, doch in de overgangsperiode is zulks nu eenmaal niet te vermijden. Alles laat echter voorzien dat, indien men aan beide kanten blijk geeft van tegemoetkoming en verzoeningsgeest, het uiteindelijke doel kan en zal bereikt worden.
Op het tweede weekeind, in de lokalen der Normaalschool te Lier, werden meer in het bijzonder de landbouwproblemen in het kader van Benelux onder de loupe genomen.
De heer W. Melis zat de vergadering voor en leidde het referaat in, dat over dit onderwerp gehouden werd door de heer Stas, directeur-generaal bij het Nederlands Departement van Landbouw.
Spreker legde de nadruk op de noodzakelijkheid van een enge economische samenwerking tussen de West-Europese landen, nu het ruilverkeer met Oost-Europa bijna geheel stil is komen te liggen. Voor de invoer van landbouwproducten zal West-Europa meer en meer op Amerika moeten kunnen rekenen. De opbrengst der landbouwproducten per eenheid zal ook geleidelijk moeten opgevoerd worden, om de bevoorrading der WestEuropese landen, met een minimum van vreemde hulp te verzekeren.
De heer Staf wijdde nog enkele beschouwingen aan het plan Mansholt, dat de integratie van de West-Europese landbouw nastreeft en waarvan hij de voornaamste voordelen opsomde: opheffing van de thans geldende beperkingen in het ruilverkeer, vaststelling van eenheidsprijzen, uitbreiding der productiemogelijkheden, e.d.
In de loop van de namiddag had een breedvoerig debat over het behandelde onderwerp plaats, waaruit duidelijk bleek. dat ook in de landbouwsektor voor de toekomstmogelijkheden der Benelux-Unie, levendige belangstelling bestaat.
Op Zaterdag 18 en Zondag 19 November werd dan in het stemmige kader van het Provinciaal Domein te Huizingen de derde en laatste bijeenkomst van deze cyclus gehouden, onder het motto: Culturele aspecten van de Benelux.
Dr M. Vanhaegendoren, de onvermoeibare organisator van deze druk bijgewoonde Volkshogeschoolcursussen, en een trouw lid van ons Verbond, hield de inleidende toespraak. Hij achtte het vanzelfsprekend, dat de Vlamingen in een hoger Nederlands cultuurleven zouden inschakelen, om zich vertrouwd te maken met de beschaafde omgangsvormen, welke meer en meer het geestelijk leven, het zakenleven, het hoger bestuursleven en het dagelijks verkeer tussen meer ontwikkelden gaan beheersen.
Hij drong tevens aan op versteviging der culturele banden met Noord-Nederland, opdat de Vlamingen binnen niet al te lange tijd de achterstand zouden kunnen inlopen welke in vele uiterlijke en tastbare cultuuruitingen nog tussen hen en hun Noordelijke stamgenoten waar te nemen valt.
's Avonds hield de heer Y. Foppema, redacteur aan ‘Vrij Nederland’, Amsterdam, een zeer leerrijk betoog over ‘De betekenis van de nationale cultuur voor de massa’.
Het verheugde de spreker, te kunnen vaststellen, dat er sedert 25 jaar, toen talloze Vlamingen en Nederlanders elkaar ternauwernood konden begrijpen, heel wat ten goede veranderd is, en dat Noord en Zuid, in weerwil van de bestaande verschillen en eigenheden, onvermijdelijk naar elkaar toegroeien, omdat de cultuur een levenshouding is van de gemeenschap, die ze heeft opgebouwd, en het gevoel van samenhorigheid versterkt bij allen, die zich in dezelfde gedachtenwereld thuis voelen.
Het zal vooral de cultuuruitstraling zijn, besluit spreker, die de massa's in Nederland en Vlaanderen nader tot elkaar zal brengen.
Op deze uiteenzetting volgde een levendig debat, waarbij door talrijke aanwezigen belangwekkende vragen werden gesteld in verband met alle mogelijke vormen van culturele samenwerking tussen beide landen.
Tijdens de Zondagvoormiddagvergadering werden de cursisten vergast op een toespraak van E.P. Van Breda, die zeer vrijmoedig en onvooringenomen de eigenschappen en deugden van Nederlanders en Vlamingen uittekende, en daarna op scherpe wijze hun wederzijdse tekortkomingen en gebreken over de hekel haalde. Hij wijdde vervolgens uit over de aan te wenden middelen om dit verschil in houding en omgang zodanig te verkleinen, dat het de Nederlanders en de Vlamingen mogelijk zal zijn op volstrekte voet van gelijkheid hun gemeenschappelijke cultuurbelangen te behartigen.
De heer M. Rutten, docent aan de Universiteit te Luik, verduidelijkte de houding der Walen, en voornamelijk van de Luikenaars, ten overstaan van Benelux.
Deze spreker werd opgevolgd door de heer Knaepen, directeur bij het Belgisch Ministerie van Openbaar Onderwijs, die een uitvoerige uiteenzetting gaf van alles wat op officieel gebied werd gedaan voor de bevordering der culturele uitwisselingen tussen België en Nederland, sedert het ontstaan der Benelux-gedachte.
De heer prof. Dr Max Lamberty, die de namiddagvergadering leidde, verleende daarop het woord aan de heer J. Hoste, senator, oud-minister van Kunsten en Wetenschappen.
Spreker verzocht de aanwezigen een ogenblik stilte