Neerlandia. Jaargang 55
(1951)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Het Nederlands Onderwijs in IndonesiëIn aansluiting aan het artikel in ons Octobernummer ontlenen wij nog het volgende aan ‘Knaf’, orgaan van de Katholieke Nederlandse ambtenaren federatie en ‘De Banier’, Algemeen Christelijk orgaan voor Indonesië, beide van half Augustus 1950. In Knaf lezen we: ‘Na een financiële aderlating, die practisch bezitloos maakte; na een prijsstijging en distributie-intrekking, die het inkomen ontwaarden, wordt de Nederlandse ambtenaar nu getroffen in wat hem het meest dierbaar is .... zijn kinderen.’ Er is bepaald, dat op de Gouvernementsscholen en op de particuliere, gesubsidieerde scholen in beginsel slechts warpa-negara s toegelaten kunnen worden: Nederlandse kinderen kunnen er alleen toegang krijgen, indien er plaats is. Nederlandse kinderen zullen weldra voor een groot deel verstoken van onderwijs zijn. In De Banier lezen we, dat zich in de laatste maanden grote ongerustheid heeft geopenbaard omtrent het lot van het Nederlands onderwijs in Indonesië. Nu Indonesië een zelfstandige staat is geworden met een eigen taal, zal hij het officiële, gesubsidieerde onderwijs, dat deze staat aan de eigen jeugd geeft, niet alleen willen geven in de bahasa Indonesia, maar ook in de eigen geest. Voor het middelbaar en hoger onderwijs kunnen die eisen niet gelden. Dit zal nog op de oude voet worden gegeven. Misschien zal de Indonesische regering nog enige subsidie aan het Nederlandse onderwijs verstrekken, maar de Nederlandse gemeenschap zal in hoofdzaak zelf de kosten moeten dragen. Grote bedragen aan schoolgeld zal dus de belanghebbende moeten betalen. Men acht het een Nederlands staatsbelang, doch ook een ondernemersbelang, dat subsidie van hogerhand gegeven wordt. Met ingang van 1 Augustus is het onderwijs met Nederlands als voertaal losgelaten door de Ind. regering, d.w.z. de regering heeft met ingang van die datum niet rechtstreeks bemoeienis meer met dit onderwijs en laat dit over aan het particulier initiatief. Op subsidie behoeft niet gerekend te worden, behalve misschien dat van het lager onderwijs 50% van de leerkrachten tot eind 1951 door de regering zal worden betaald op basis van het openbaar Indonesisch onderwijs. Een particuliere organisatie dient dus de financiering van het Nederlands onderwijs op zich te nemen. 1 Juli 1950 is voor een notarisGa naar voetnoot1) verleden de oprichtingsakte van de Stichting voor Nederlands onderwijs in Indonesië. Oprichters zijn verschillende groepen uit het bedrijfsleven met de onderwijsorganisaties op nationaal Protestants Christelijk en Rooms Katholiek gebied en het Indo-Europeesch Verbond. De Stichting zal geen scholen oprichten of beheren. Het bedrijfsleven heeft belang bij deze scholen, daar het slechts dan Nederlandse werkkrachten zal kunnen krijgen, als het dezen Nederlands onderwijs voor hun kinderen kan garanderen. Het peil van het onderwijs, zowel voor het lager als voor het middelbaar, zal gelijk moeten zijn aan het gemiddelde peil in Nederland. Het onderwijs is in de eerste plaats bedoeld voor het Nederlandse kind, dat t.z.t. naar Nederland zal vertrekken. Ook zijn er ouders, die wensen, dat hun kind in Nederlandse geest wordt opgevoed. Doch .... de Stichting voor Nederlands Onderwijs zal de door haar te steunen scholen niet kunnen helpen, indien de Nederlandse regering niet bijspringt. Deze toch zou alle betalingen in Nederland (pensioenen, delegaties, enz.) van de leerkrachten moeten betalen. Overigens zal men in Nederland rekening moeten houden met het feit, dat Nederlanders in Indonesië buitenlanders zijn geworden en zich niet mogen mengen in de onderwijspolitiek van de Ind. regering. Het is een Nederlands staats- en cultureel belang, dat het Nederlands onderwijs gehandhaafd blijft waar niet alleen een groep Nederlanders dit wenst, maar ook anderen ervan gebruik kunnen maken (Indonesiërs, Chinezen, Indo-Europeanen). Laat de Nederlandse regering vooral bedenken, dat het hier gaat om onderwijs te geven aan mensen van de Nederlandse stam. Als al die Nederlandse families, wonende op ondernemingen, met hun kinderen naar Nederland zouden moeten verhuizen, zou dan Nederland, niet veel grotere offers moeten brengen? Q. |
|