Landverhuizing
Van verschillende kanten en niet het minst van regeringszijde wordt op landverhuizing aangedrongen. Ook in de troonrede is kort geleden verklaard, dat de sterke bevolkingsaanwas en de beperktheid van de beschikbare grond bevordering van landverhuizing eist.
Aangenomen kan worden, dat de Nederlandse bevolking thans met ongeveer 150.000 zielen per jaar toeneemt. Hiertegenover stelt men dan veelal het aantal vertrekkenden en men neemt daarbij stilzwijgend aan, dat de bevolkingsaanwas met dat aantal wordt verminderd.
Niets is echter minder waar, want hierbij dient ook rekening te worden gehouden met het aantal personen, dat zich hier uit het buitenland vestigt.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft de juiste cijfers voor de vertrek- en vestigingsoverschotten. Deze bedroegen in de jaren:
1941: |
- |
6600 |
zielen |
1942: |
- |
34400 |
zielen |
1943: |
- |
61900 |
zielen |
1944: |
- |
19100 |
zielen |
1945: |
+ |
13400 |
zielen |
1946: |
+ |
41300 |
zielen |
1947: |
- |
16000 |
zielen |
1948: |
- |
20000 |
zielen |
1949: |
- |
22000 |
zielen |
Het wegvoeren van personen door de bezetters in de jaren 1941 t/m 1944 en hun terugkeer in 1945 en 1946 komt hier duidelijk tot uitdrukking.
Van 1947 af is er weer een vertrekoverschot, doch gaan wij op de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek wat dieper in, dan zien wij:
vertrokken
naar het buitenland: |
waarvan naar Indonesië: |
in 1948: 68000 zielen |
39000 zielen |
in 1949: 59000 zielen |
23000 zielen |
gevestigd, komende
uit het buitenland: |
waarvan uit Indonesië: |
in 1948: 48000 zielen |
37000 zielen |
in 1949: 36000 zielen |
16000 zielen |
Hieruit volgt, dat er in de jaren 1948 en 1949 wel is waar een vertrekoverschot bestaat, maar dat een grote uitwisseling heeft plaats gevonden, d.w.z. dat hier woonachtigen hebben plaats gemaakt voor personen, die uit het buitenland zijn gekomen.
Het laat zich aanzien, dat het algehele overschotscijfer en de uitwisseling van personen met Indonesië voor het jaar 1950 een geheel ander beeld zullen geven gezien het grote aantal personen, dat thans uit Indonesië hier te lande aankomt, hetgeen blijkt uit de mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken bij de behandeling van het wetsontwerp Huisvesting Gerepatrieerden, dat alleen al in het tijdvak van 1 November tot 31 December van dit jaar, dus in twee maanden, niet minder dan 16.000 personen uit Indonesië worden verwacht, hetgeen gelijkstaat met het aantal, dat in het gehele jaar 1949 is teruggekomen en 75% uitmaakt van het vertrekoverschot van dat jaar.
* * *
Eerst thans bereikt ons het verslag over het jaar 1949 van de Stichting Landverhuizing Nederland te 's-Gravenhage, waaruit we het volgende overnemen.
Dat het totaal aantal landverhuizers naar landen over zee in 1949 slechts weinig verschilde met dat in 1948, schrijft het verslag toe aan het feit, dat de mogelijkheden tot emigratie buiten de landbouw uiterst beperkt waren. Voor 1950 verwachtte men daarin verbetering. Ook de beperkte vervoersmogelijkheid was van invloed, daar men afhankelijk was van het aantal troepenschepen, beschikbaar gesteld door het Directoraat-Generaal van de Scheepvaart.
Ook de beperkte deviezentoewijzing vormde een remmende factor. Het kopen of huren van een landbouwbedrijf, wat veler bedoeling was, werd daardoor te veel afhankelijk van het oversparen van een voldoend bedrag in het nieuwe land van vestiging, waarmede natuurlijk veel tijd gemoeid is.
In de statistische cijfers, waarvan we er enkele hieronder zullen noemen, zijn niet begrepen de aantallen van hen, die geen deviezen heben opgenomen.
Als aantal emigranten in 1949 geeft het verslag 13963, van wie naar Canada vertrokken 6856, dus bijna de helft, voorts naar de Ver. Staten iets meer dan 18,65%, naar Zuid-Afrika ruim 14,47% en naar Australië bijna 11,6%, dus naar deze vier landen tezamen bijna 93,83%. Van de overigen gingen naar Brazilië (407), Argentinië (137), Nieuw Zeeland (101), Azië (90), Overig Amerika (84), Overig Afrika (42)
Van 100.000 inwoners vertrokken er gemiddeld uit
Groningen |
197 |
Friesland |
334 |
Drente |
207 |
Overijsel |
173 |
Gelderland |
113 |
Utrecht |
126 |
Noord-Holland |
169 |
Zuid-Holland |
165 |
Zeeland |
119 |
Noord-Brabant |
100 |
Limburg |
50 |
Geheel Nederland |
141 |
Van de 4756 gezinshoofden en alleen reizende personen van 16 jaar en ouder behoorden er 2377, dus de helft, tot de agrarische bedrijven.
Daarop volgden de metaalbedrijven met 503 en de bouwvakken met 367.
De emigranten in de agrarische beroepen werden bijna geheel opgenomen door Canada, die uit de metaalbedrijven vertrokken grotendeels naar Australië (196) en Zuid-Afrika (150), de bouwvakarbeiders meest naar Zuid-Afrika (153) en Australië (122).
Van de mijnwerkers vertrokken 29 ongeschoolden naar Zuid-Afrika om daar te worden opgeleid tot mijn opzichter.
Ingaande 1 Januari 1949 werden de werkzaamheden gedecentraliseerd. Het verslag geeft dienaangaande nadere bijzonderheden.
Wij bepalen ons tot de vermelding, dat aanmelding en voorlichting kunnen geschieden bij de gewestelijke arbeidsbureaux en hun bijkantoren en de kantoren van de lichamen, welke zijn aangesloten bij de Centrale Stichting Landbouw Emigratie te 's-Gravenhage.
Het verslag bevat voorts nog verschillende belangrijke gegevens, zowel over de Stichting Landverhuizing Nederland als over 8 verschillende landen van bestemming.