Nederlanders in Australië, - en elders
Met zeer veel belangstelling las ik het artikel over Nederlandse Leerkrachten voor Australië, die tegelijk met de landverhuizers zouden moeten vertrekken. Dit is een heel mooi ideaal, doch hoe stellen we ons dat voor? Australie is een gebied even groot als de Verenigde Staten en met minder inwoners dan Nederland. Zullen die Nederlandse onderwijzers dan reizende leerkrachten moeten zijn, ongeveer als men die kende in Noorwegen?
Wie zendt hen uit, wie stelt hen aan en wie salarieert hen? Ten slotte: zullen er gegadigden voor die betrekking zijn? Laten we voorlopig roeien met de riemen die we hebben: onderling verband en contact met Nederland.
Ik heb gelezen van een kleine plaats in Limburg - of was het in Brabant? - Daar was een kapelaan, die een geestelijke kende - of was het een familielid - ergens in Australië. Via die relatie zijn er heel wat grote gezinnen van arbeiders en kleine landbouwers overgeheveld. Dat gaat goed, die mensen zullen hun Nederlandse taal en gewoonten niet verliezen; die zullen zich niet eenzaam voelen, want terstond zal daar een vereniging ontstaan.
Ook heb ik gelezen, dat een groot gezin met veertien kinderen, ik geloof van een schoenmaker, uit Canada was teruggekomen; men kon het er niet uithouden. Het lag niet aan het werk; vader, de grote jongens, de meisjes, ze hadden allemaal werk en de kleine kinderen passen het gemakkelijkst aan. Maar wie ging ‘ermee onderdoor’? Moeder de vrouw. Ik ben overtuigd, dat dit niet zou gebeurd zijn als ze een geestelijke ruggesteun gehad had uit Nederland.
Nederlanders zijn er over de hele wereld; nog altijd geldt het oude lied:
Waar dat men zich ook keert of wendt......
daar vindt men, zij 't ook op wat ree,
zij lopen door de woeste zee
als door het bos de leeuw.
Het zijn thans zeker niet alleen de zeelui herinnert U zich nog het artikeltje van de Haarlemse onderwijzer, de heer Siebos? Hij ging weg in de jaren, toen het er met onderwijsbetrekkingen niet best uitzag en hij begon een kostschool te Tres-Arroyos, Argentinië. Allerlei leerlingen zijn daar: Nederlanders, Vlamingen, Duitsers, zelfs een Deen. Hij heeft de weg naar het A.N.V. gevonden en zal wel geregeld boeken krijgen.
Doch ligt het niet op onze weg als A.N.V.-leden ook met andere Nederlanders over de wereld verspreid contact op te nemen?
Zo werken er b.v. grote groepen Nederlanders in Egypte bij de bedijkingen. Allereerst de mannen van het Faroek-Kanaal. ‘Panorama’ had daarvan allerlei foto's onder de ietwat chauvinistische titel ‘Nederlanders verbeteren De Lesseps’. Het Faroek kanaal toch, is een aftakking van het Suez-kanaal, die eerst een bocht neemt, dan evenwijdig met het Suez-kanaal loopt en bij Ismailia weer in het oude kanaal uitmondt. Zo behoeven de schepen in het smalle gedeelte niet meer te wachten; het schip dat van het Noorden komt neemt het Faroekkanaal, het schip dat uit het Zuiden komt stoomt het oude kanaal op, en ze zijn elkaar voorbij zonder dat ze het weten. Want komt het schip bij Ismailia weer in het Suez-kanaal dan is intussen de ‘tegenlingger’ erdoor.
Wanneer we bedenken, hoe daar met baggermachines en zandzuigers in die woestijngebieden moet worden gegraven, totdat men een geul heeft, laat staan een kanaal, dan groeit onze eerbied voor die landgenoten met de dag. Allemaal polderaars in hart en ziel, mannen uit het land van water en dijken: uit Werkendam, Baambrugge, Weesp en Abcoude, ze houden de nanm van Nederland hoog en ze blijven Nederlanders door en door. Er zijn er onder hen die vloeiend arabisch spreken zoals de heer Visser, die ‘de admiraal’ genoemd wordt. - commentaar overbodig - van jongen af, sinds 1916 reeds in Egypte werkt, altijd aan bedijkingen en kanalen.
Verderop langs de Nijl werkt ook een groep Nederlanders aan de nieuwe dam, die Assoehan verbetert. Dezen rekenen erop, weder terug te keren. Vrouwen en kinderen zijn medegenomen. De schoolboeken zijn ook mee, en twee vrouwen van de ingenieurs geven les, Hebben die dames onderwijzeres-diploma? Waarschijnlijk niet, maar ze hebben haar algemene ontwikkeling en beschaving, haar liefde voor de kinderen en haar Nederlandse hart. En er valt niet aan te twijfelen: die kinderen zullen goed Nederlands onderwijs krijgen en niet achter komen bij hun kameraadjes in het vaderland.
En daar ligt het tweede grote punt; ook bij de Nederlanders die emigreren moet de wil aanwezig zijn Nederlanders te blijven. Ik ben overtuigd, dat die bij de landbouwende bevolking er zeker is. Het echte volkskarakter moet men niet in de schreeuwende steden zoeken, maar buiten in de stille gezinnen.
Ligt het dan niet op de weg van het A.N.V. om in iedere plaats waar verschillende Nederlanders bij elkaar zijn, een of twee gezinnen te hebben als centraal punt, die te helpen met boeken, met briefwisseling - door Neerlandia en de leden - en zo verder te werken?
Dr Greta van Rijn
Dit artikel van mejuffrouw Van Rijn heeft ons goed gedaan. Dit is nu eens 'n poging om mee te bouwen. Wij zullen gaarne op plaatsen, waar geen Afdeling van het A.N.V. bestaat, of waar wij geen ‘Vertegenwoordiger’ hebben in contact komen met personen, met wie wij ons in verbinding kunnen stellen. Hoe meer adressen, hoe liever. De Directeur van ons kantoor zal de rest wel doen.
Redactie