Afd. Haarlem e.o.
De Afdelingssecretaris zond ons het volgend verslag, overgenomen uit het Haarlems Dagblad van 28 Oct. 1950.
Dr W.K.H. Feuilletau de Bruyn heeft Vrijdagavond in de Bilderdijkzaal van Brinkmann te Haarlem tijdens een bijeenkomst van de afdeling Haarlem van het Algemeen Nederlands Verbond het woord gevoerd over de economische ontwikkelingsmogelijkheden op Nieuw Guinea, getoetst aan het Engelse grondnotenplan in Oost-Afrika.
Spreker begon zijn betoog met er op te wijzen dat de meningen die men in Nederland koestert over de toekomstmogelijkheden op Nieuw Guinea zeer uiteenlopen. Nu Nederland Indonesië heeft moeten afstaan zag de heer De Bruyn in het tot ontwikkeling brengen van Nieuw Guinea de enige uitweg om het volksinkomen, dat voor de oorlog voor ongeveer veertien procent uit Nederlands Oost-Indië afkomstig was, enigszins aan te vullen.
Spreker schilderde de moeilijkheden waarmee men ongeveer dertig jaar geleden met het koloniseren te kampen had en merkte daarbij op dat de slechte resultaten daarvan voor een groot deel te wijten waren aan het feit dat men veelal individueel en met primitieve hulpmiddelen te werk ging. Hij bracht als zijn mening naar voren dat het inschakelen van de bevolking, zoals dat op Borneo is geschied, zeker gunstige gevolgen zou hebben. Naast verschillende onvruchtbare gebieden treft men in Nieuw Guinea streken aan waar de bodem een rijkdom van olie bevat. Zolang de status van het eiland echter niet vaststaat zal er geen onderneming worden gevonden die deze gebieden zal ontginnen.
Het betoog van de heer De Bruyn was min of meer een aanwijzing hoe men het niet moest doen. Spreker besprak namelijk de wijze waarop de Engelsen in Noord-Afrika hebben getracht uitgestrekte gebieden winstgevend te maken. De mislukking van de Engelse opzet weet spreker aan het feit dat men in Afrika begonnen is met het invoeren van het systeem der genationaliseerde staatsbedrijven.
Aan de hand van enige lichtbeelden verduidelijkte de heer Feuilletau de Bruyn zijn betoog.