Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdStemmen onzer lezersVan de heer Dominicus ontvingen wij de volgende brief, die wij gaarne plaatsen, omdat hieruit blijkt, met hoeveel nauwkeurigheid ons Maandblad gelezen wordt. Hier volgt dan de brief. * * *
Geachte Redactie,
‘Neerlandia’ van October 1950 geeft mij aanleiding tot de volgende opmerkingen 1. De heer R. zegt dat Apendans als verbastering van appendance (een woord dat men in Larousse vergeefs zoekt) op zijn minst even dwaas is als Bevredigingsplaats als vertaling van Place de la Pacification. Ik geloof dat hij zich vergist. De Apendans heeft naar een uithanghord waarop een dansende aap voorkwam. De naam is al in de 17de eeuw bekend.1) 2. De heer E.H.B. wijdt enige beschouwingen aan de meervouds-s achter klinkers. Moet men Oranjes of Oranje's schrijven? Ik geloof, dat het in overeenstemming met tantes en lentes, verstandiger is om een algemene regel te volgen en alleen dáár een 's te plaatsen, waar anders vergissingen ten opzichte der uitspraak mogelijk zouden zijn, dus: Oranjes. Nassaus, kanaries, vacanties, kangoeroes, dominees enz., daar hier nergens kans op een verkeerde uitspraak is. Daarentegen: Nero's, Zijlstra's, menu's omdat men de o, e, u en a óók kort zou kunnen uitspreken. Dit blijkt als men de leerlingen een hun onbekend woord als fichu's laat zeggen, zonder de ' te plaatsen. Dan spreken ze het uit zoals ze kubus en crocus doen.2 3. Goossen's huis is het huis van Goossen en Goossens' huis is dat van Goossens. De heer R. wil verder weten of we zeggen: ‘de Oudendijks’ of ‘de Oudendijken’. Ik geloof dat men beide kan zeugen, maar aangezien het meervoud van dijk luidt: dijken, zal men meer geneigd zijn het tweede te bezigen. Daar de heer E.H.B. zegt dat het hem genoegen doet.3 wanneer ‘aan de redactie de toets der taalzuiverheid wordt aangelegd’, zou ik hem willen aanraden niet meer te schrijven: Het wil mij evenwel voorkomen, dat hierin nog niet een afdoende reden ligt om ‘de Oranje's’ nu maar zonder meer ‘fout’ te noemen. Er is geen sprake van willen bij het voorkomen. Men zegt in goed Nederlands: ‘Het komt mij voor’ en voor het lelijke Germanisme zonder meer kan men in het Nederlands gebruiken: klakkeloos, louter, voetstoots, bloot, eenvoudig, kortweg, zonder bezwaar, zonder onderzoek, zonder toelichting, zonder verklaring, zonder waarschuwing, alleen en enige andere uitdrukkingen. De keuze is dus ruim genoeg. Den Haag F.C. DOMINICUS | |
Onderschrift van de Redactie1) De heer R. is toch in goed gezelschap, als hij deze opvatting toegedaan is. Zo lees ik o.a. in: 's-Gravenhage in onzen tijd door Johan Gram, A'dam, 1893, bl. 17, het volgende: - Dat de straat de Apendans vroeger eene appendance van het hôtel van den Franschen gezant zoude zijn geweest en deze Appendance door de spraakmakende gemeente tot Apendans zou verlaagd zijn - is zeker eene der grappigste verminkingen. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal, 2de deel, lste stuk, vermeldt op bl. 531 eerste kolom: - Een geheel ander woord is Apendans als de naam van een straatje in Den Haag, dat van de Korte Poten naar de Heerenstraat loopt. Die naam is eene verbastering in de schertsende volksspraak. Toen in 1713, na het sluiten van den Utrechtschen vrede, de Fransche ambassade zich vestigde in een gebouw aan den Boschkant en de Casuarie- of Sterlingstraat, werden in het naburige straatje eenige bijgebouwen ingericht voor het gevolg en voor de bureelen der kanselarij. Die bijbehoorende gebouwen werden les Appendances genoemd, en daaruit is later door de Haagsche bevolking het vermakelijke Apendans gesmeed. Zie van Stockum 's-Gravenh. 2, 237. Dat het woord appendance in Larousse niet voorkomt, is juist. Vermoedelijk zal het in geen modern Frans woordenboek opgenomen zijn. Maar Verdam noemt het wèl in zijn Middelnederlandsch Handwoordenboek bl. 43 eerste kolom als: appendance - anche, znw vr. mv. Aanhoorigheden. Ook Meyer's Woordenschat 1731 vermeldt onder de bastaardwoorden het werkwoord: appenderen, aanhangen (bl. 21). De door de heer D. ten tonele gebracht zijnde ‘dansende aap’ bewijst mij nog niet, dat hij gelijk zou hebben. Daarvoor zou uitgemaakt moeten worden of de naam van het straatje ontstaan is naar het uithangbord, of dat die grappenmaker een uithangbord heeft laten schilderen wijl het straatje reeds zo heette. 2) Hierover kunnen we het rustig eens zijn en van beide zijden zijn thans voorlopig Voldoende argumenten aangevoerd. 3) Als E.H.B. beweert, dat iets hem genoegen doet, dan meent hij dat ook; maar dat kan de heer D. niet weten. Maar het zij hem dan nu verzekerd. Of ‘zonder meer’ een lelijk germanisme is laat ik gaarne voor rekening van de heer D. Dat het door andere uitdrukkingen zou kunnen worden vervangen, geef ik hem graag toe. Alleen iedere ketter heeft zijn letter. Ook ik. Van Dale 7de druk 1950, vermeldt op bl. 1073 eerste kolom als betekenis van meer: II. zelfst. ter aanduiding van iets dat in hoeveelheid iets anders overtreft of van het verschil waarmee het ene het andere in hoeveelheid te boven haat; en dan als voorbeeld - zonder meer, eig. zonder iets daarbij te voegen Volledigheidshalve wil ik met genoegen - heus zo bedoeld hoor - meedelen, dat Koenen-Heeroma op bl. 1250 de uitdrukking niet in bescherming neemt, maar schrijft: zonder meer, beter: zo maar. Tenslotte dat wil, waar de heer D. het ook niet op begrepen heeft. Hij weet, als ik, in hoeveel uitdrukkingen dat ‘willen’ zo verzwakt is in betekenis, dat het zijn oorspronkelijke kracht volkomen verloren heeft. Overigens geloof ik, dat wij hier afscheid kunnen nerven en alleen hopen op een volgende ontmoeting. Maar dan weer over andere wezenlijke of vermeende fouten tegen ons Nederlands taaleigen. Dus sluiten we hier de discussie met een vriendelijke dank aan allen, die zich de moeite getroost hebben over een en ander te schrijven. E.H.B. | |
[pagina 9]
| |
Het vreemde woord.De heer M.M.G. Baert te Wassenaar, een van de weinige A.N.V.-leden, die zijn vrienden en kennissen van het nut van het lidmaatschap weet te overtuigen, schreef de redactie van ‘Neerlandia’ een brief naar aanleiding van mijn stukje onder bovenvermeld opschrift in het Octobernummer in de rubriek ‘Ons Taalhoekje’. De redactie verzocht mij daarom, de heer B. daarop te antwoorden. Lay-out-dienst. Toevallig was de heer Baert onlangs in het weekblad ‘De Spiegel’ gestuit op het woord ‘Lay-out-man’. Hij maakte zich verdienstelijk door het blad opmerkzaam te maken op het onnodig gebruik van dat woord, waarop de Spiegelredactie schreef: ‘Een lay-out-man is in de perswereld een zeer gangbare titel. We noemen hem zo onder ons “opmaker”, maar mooi is dit niet! Het Afrikaanse woord, dat U noemt, is aardig bedacht, maar pas-klaar-maak-man klinkt een beetje al te amusant’. De heer Baert vraagt nu: ‘Weet U er een korte, maar duidelijke en niet zo “amusante” Ned. uitdrukking voor, die de Engelse uitdrukking kan vervangen?’ Wel, de man die voor de opmaak zorgt is toch de opmaker. Waarom zouden we zeggen, is ‘opmaker’ nu niet mooi? Alleen, omdat er ook een ‘gangbare’ vreemde uitdrukking voor bestaat? Ik geef toe, dat ‘opmaker’ ook een minder mooie betekenis kan hebben, b.v. in 't oog van minister Lieftinck, die het sparen wil aanmoedigen, doch ‘to lay out’ kan ook betekenen ‘tegen de grond slaan’ ‘naar de andere wereld helpen’ en dan heb ik toch maar liever te doen met een opmaker, dan met een lay-out-man. Pas-klaar-maak-man is inderdaad wat lang, doch wel duidelijk. En pasklaarmaker is iets korter en meer Nederlands. Wat dunkt u van ‘schikker’? Het woord drukt m.i. de bedoeling wel juist uit, doch ik vrees, dat men er niet aan zal willen. Tussen haakjes: een ‘lay-man’ kan behalve een leek ook een ledepop zijn en ik veronderstel, dat de uitgever liever een beroeps-opmaker heeft. De geachte briefschrijver klaagt dan in het algemeen over het toenemend misbruik van vreemde woorden, als ‘coaster’, enz. In een enkel artikel vond hij ‘frigidaires, mode-show, continue show, shawl, mixer, last not least’ en in een ander ‘carpe diem’, airminded en stewardess’, alle in de Nieuwe Rott. Courant van 30 Sept., welk blad overigens volgens hem op dit gebied een gunstige uizondering maakt en bijv. altijd spreekt van kustvaarders. Hoe we ‘aan dit steeds voortwoekerende euvel paal en perk kunnen stellen’, geachte heer Baert? Ik geloof, door er niet al te veel op te hameren, maar toch van tijd tot tijd de mensen er eens aan te herinneren, dat we zo'n rijke moedertaal bezitten, dus geen behoefte hebben aan die vreemde indringers. ‘Taalzuivering’, een uitgave van het A.N.V., kan daarbij goede diensten doen. R. | |
Die driehonderdjarige Gedinkfees van die Landing van Jan van RiebeeckDaar is deur die Unie-regering 'n Sentraal Komitee benoem om die viering van bogenoemde fees voor te berei. Daarin het verteenwoordigers van die Afrikaanse, Engelse en Nederlandse gemeenskap sitting. Onder die 52 lede sal mens ettelike vind wat warm ondersteuners is van die A.N.V., soos b.v. Dr A.J. van der Merwe, Dr P.J. Coetzee, F. Oudschans Dentz en G. Siemelink, aimal van Kaapstad; Dr C.F. Visser en H.H. van Rooijen, altwee oud-voorsitters van die afdeling Bloemfontein. Dit kom my voor asof hierdie feesviering (6 April 1952) die aangewese geleentheid is om Nederland en die Unie van Suid-Afrika asook die Nederlanders en die Afrikaners nader aan mekaar te bring. Jare lank het die afdeling Kaapstad reeds die reëlings getref vir die viering van 6 April aan die voet van Van Riebeeck se standbeeld in Kaapstad, terwijl die afd. Bloemfontein jare aaneen in die Oranje-koffiehuis op genoemde datum lesings georganiseer het. Nie lank gelede het die afdeling die toneelstuk van wyle Prof. Dr A. Francken ‘Susanna Reyniersz.’ in 'n goed gevulde stadsaal opgevoer, onder leiding van die, helaas oorlede, kultuurleier W.F. Mondriaan, dieselfde man wat in 1933 verantwoordelik was vir die skitterende opvoering van Schimmels ‘Joan Woutersz’ in die Groot Skouburg. Van harte hoop en vertrou ek dat voorstanders van die A.N.V. die kans sal aangryp om die Verbondsidée te propageer en te trag om in Suid-Afrika 'n Groep te vorm van die Verbond. Bloemfontein, Sept. '50. H.H. |
|