De Afrikaners en het Algemeen Nederlandsch Verbond
De betrekkingen van de Afrikaners met het A.N.V. zijn reeds meer dan een halve eeuw oud. Toen op voorstel van de Vlaamse leraar te Ieperen Hippoliet Meert op 27 April 1895 in een bijeenkomst van het Kunstgenootschap ‘De Distel’ te Brussel een Algemeen Nederlandsch Verbond werd opgericht, was de bedoeling een band te vormen tussen Nederlanders, Vlamingen en Afrikaners ter behartiging van gemeenschappelijke taalen stambelangen. Wel duidelijk sprak de naar Zuid-Afrika gerichte blik, toen op de dag der herdenking van de Guldensporenslag, 11 Juli 1896, - dat was na 500 jaar - het maandblad Neerlandia verscheen met de sprekende kop, waar op het Taalmonument te Burgersdorp was afgebeeld, een ossenwagen, twee schietende Boeren en de wapens van Nederland, Vlaanderen, Oranje-Vrijstaat en Transvaal (Z.A.R.).
Meert, die inmiddels leraar bij het middelbaar onderswijs te Brussel geworden was, later te Gent, kreeg al spoedig aanraking met de Vlaming C. Temmerman en mij, beiden te Johannesburg en als correspondenten van het A.N.V. zien wij al spoedig de namen van de Afrikaners D.J. Viljoen te Potchefstroom, J.C. Kruger te Burgersdorp, Piet Kruger te Pretoria.
De oprichting van de Afdeling (groep) Zuid-Afrika geschiedde door een Afrikaner: Hendrik Louw, een Vlaming: C. Temmerman en drie Nederlanders; Joh. J.C. Leyds (broer van de gezant), J. de Vries en mijzelf op l4 Aug. 1897. Het aantal leden, dat toen geregeld toestroomde, bestond niet slechts uit Nederlanders en oud-Nederlanders, maar ook uit honderdtallen Afrikaners. De erste tak (afd.) verrees op de bijeenkomsten van 19 en 26 Maart 1898. Tal van Afrikaners van naam traden tot het groepsbestuur toe en als wij slechts de namen noemen van F.W. Reitz, J.C. Smuts, R. Gregorowski, Isaac van Alphen, J. Hof Meiring, landdrost Papenfus, rechters Hertzog en Stuart, ‘onze Jan’ (Hofmeyr), ds. A. Moorrees, ds. Jos. Hoffmann, dan spreekt daaruit duidelijk de sympathie van de op de voorgrond tredende Afrikaners voor het A.N.V.
Moge tijdens en na de tweede vrijheidsoorlog het verbond schijndood zijn geweest, het herleefde te Johannesburg in 1907 en nu treffen wij onder de Afrikaanse namen die van F.W. Beyers, dr. F.E.T. Krause, ds. L.B. Brandt, S.J. Minnaar. Van de Afd. Bloemfontein en Kaapstad, beide ruim 40 jaar oud, is de belangstelling van op de voorgrond tredende Afrikaners bekend.
Het Hoofdbestuur te 's-Gravenhage, dat het belang inzag van het zitting nemen van een Afrikaner als raadgevend lid, besloot in 1921 als eerste te benoemen Dr D.B. Bosman, thans gezant van de Unie in Nederland, in 1923 opgevolgd door Dr Ph. R. Botha, die als eerste gezant in het stamverwante België is opgetreden. Als derde in de rij noemen wij Dr F.C.L. Bosman van 1925 tot 1927, die in het cultuurleven van de Unie thans zulk een voorname plaats bekleedt en secretaris is van de S.A. Akademie vir Taal, Lettere en Kuns. Na hem was het de student W.P. van Reede van Oudtshoorn tot 1931, waarna prof. Dr G. Besselaar volgde van 7 Febr. 1931 tot 1938. Toen deze Nederland verliet trad Dr Elizabeth Conradie van 26 Nov. 1938 tot Oct. 1939 als zodanig op en na haar van 24 Dec. 1939 tot 1946 een andere Afrikaanse vrouw, mevr. M. Bax-Botha, thans lectrice aan de universiteit van Kaapstad. Ten slotte wees de afd. Kaapstad op 18 Juni 1946 als vertegenwoordiger zaan prof. Dr A.C. Bouman, die in 1949 ontslag nam.
Zo hebben dus de Afrikaners in het A.N.V. gedurende een halve eeuw mede een leidende rol gespeeld. Van de leden der Afd. Kaapstad zijn ongeveer ⅓ geboren Afrikaners. Reeds geruime tijd verduidelijkt het bestuur de letters A.N.V. met de woorden: Algemeen Nederlandsch Verbond van Afrikaners, Nederlanders en Vlamingen.
FRED. OUDSCHANS DENTZ,
Vertegenwoordiger voor Z.-A.
buiten de afdelingen.