Frans-Vlaamse cultuurdag te Waregem
Op Zondag 23 Juli werd te Waregem, in West-Vlaanderen, onder de bescherming van het Kunstverbond en van de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds, voor de derde maal een Frans-Vlaamse cultuurdag gehouden.
Tengevolge van de ongunstige weersgesteldheid hadden de vergaderingen niet in de open lucht plaats, zoals aanvankelijk was voorzien, en werd de deelnemers verzocht, zich naar de ruime collegezaal te begeven.
Aan de voorzitterstafel hadden naast Dr P. Tuytens, erevoorzitter der plaatselijke afdeling van het Davidsfonds, en de heer André Demedts, letterkundige, de heer prof. dr Vital Celen en E.H. Corsmit, uit Rijsel, plaats genomen, terwijl in de zaal de aanwezigheid werd opgemerkt van talrijke vooraanstaande Vlamingen, waaronder de bekende Vlaamse letterkundige Stein Streuvels, dr J. Goosenaerts, de heren J. Van Overstraeten, voorzitter van de Vlaamse Toeristenbond, Luc Verbeke, secretaris van het Kunstverbond, De Muynck, afgevaardigde van het Davidsfonds (afd. lzegem) E.H. prof. Maxime De Swarte, uit Frans-Vlaanderen, Ant. Van der Plaetse, en vele anderen.
Na een openingswoord van Dr P. Tuytens, die de aanwezigen welkom heeft en hulde brengt aan het werk van de heer André Demedts, die zich door de inrichting van deze cultuurdagen bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt, begroet deze laatste op zijn beurt de talrijke toehoorders en schetst in korte trekken het doel en de betekenis van deze jaarlijkse bijeenkomst.
Over wat zou E.H. Corsmit, die als eerste spreker optrad, wel beter kunnen vertellen dan over zijn geliefd Frans-Vlaanderen en over zijn dagelijkse omgang met de plattelandsbevolking, die een onmedogende verfransingspolitiek ten spijt, in de grond toch haar oorspronkelijke Nederlandse eigen aard trouw is gebleven? Al hebben de meeste mensen daar de taal van hun voorouders verleerd, omdat zij niet meer op de school wordt onderwezen, en al blijkt de kerk, die het langst aan de ontaarding weerstand bood, nu ook minder bij machte het voortschrijdend verfransingsproces tegen te houden, toch vindt men nog steeds in de meeste familie-, dorps- en plaatsnamen, in de pittige spreekwoorden, in de schilderachtige volkstaal, in de godsdienstige gebruiken, in de folklore, tot in de bouwkunst toe, het ontegensprekelijk bewijs dat deze streek haar Nederlands wezen niet kan verloochenen.
Spreker diepte enkele beelden uit het verleden op, toen er nog Vlaamse toneelbonden in de zogenaamde Westhoek optraden, toen er nog een Vlaamse vereniging te Robeke bestond, die een eigen tijdschrift uitgaf, en de parochiale geestelijkheid sommige mededelingen in het Nederlands onder de bevolking liet verspreiden. Hij besloot zijn uiteenzetting met een hulde aan het adres van enkele onvermoeibare kampers, als de pastoor De Spicht en kanunnik Looten, die geen gelegenheid lieten voorbijgaan om het stambewustzijn bij de Frans-Vlamingen op te wekken en levendig te houden.
Daarna kwam Prof. dr Vital Celen, van de Hogere Handelsschool van Antwerpen, aan de beurt, met een inleiding over de Frans-Vlaamse dichter Emmanuel Looten en zijn werk. Uit ‘La Légende de Godelieve’, een in het Frans geschreven toneelwerk, hoewel Nederlands naar inhoud en geest, droeg Mej. Yvonne Grietens enkele fragmenten voor in de Nederlandse vertaling van Dr Celen.
Te 15 uur werd, eveneens in de Collegezaal, de namiddagvergadering geopend. Ter vervangng van Prof. dr P. Sobry, van de Universiteit te Leuven, die een voordracht zou houden over Nederlands grote dichteres Henriette Roland Holst-Van der Schalk, sprak over het zelfde onderwerp de letterkundige Luc Indestege.