Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||
Ons taalhoekje | |||||
Nog eens zinsbouwDe Duitse geschreven taal wordt veelal gekenmerkt door een opeenvolging van bijv. naamw. of andere bepalingen, voorafgaande aan het zelfst. naamw., waarop ze betrekking hebben. Daarin onderscheidt de Duitse zinsbouw zich van de Nederlandse, die dan liever de bepaling in een afzonderlijke zin laat volgen, hetgeen aan de duidelijkheid en aan ht vlot lezen ongetwijfeld ten goede komt. Dat de Duitse methode (althans voor een Nederlander) ook de kans vergroot op fouten in de vervoeging, leert de volgende zinsnede, welke ik onlangs in een boek aantrof: ‘wat zich daar achter het eeuwig groene, eeuwig groeiende, stervende, rottende en weer opnieuw gaan levende oerwoud afspeelde’. Al die bijvoeglijk gebruikte tegenwoordige deelwoorden, voorafgaande aan het zelfstandig naamwoord hebben vermoedelijk de aandacht van de schrijver zodanig afgeleid, dat hij die rare fout ‘gaan levende’ in plaats van ‘leven gaande’ niet heeft opgemerkt. Beter Nederlands zou natuurlijk zijn ‘opnieuw tot leven komende’, maar waarom niet: ‘achter dat eeuwig groene oerwoud, dat eeuwig groeit, sterft, wegrot en opnieuw gaat leven’? Tussen haakjes: ‘weer opnieuw’ is een pleonasme en deugt dus ook niet. R. | |||||
Nog eens ‘gesprek’In het Aprilnummer van Neerlandia haalt de §-correspondent een verklaring aan van Dr C.P. Gunning over de nieuwe betekenis, die tegenwoordig wordt gegeven aan het Nederlandse woord gesprek. ‘Een gesprek’, zegt de heer Gunning, ‘is totaal iets anders dan een discussie’. Door uitwisseling van de verschillende meningen, tracht men de juiste weg te vinden om tot elkaar te komen. Het doel is natuurlijk goed. Maar was het daarvoor nodig om aan het woord ‘gesprek’ nog een speciale betekenis toe te kennen, voor een deel van wat er tot voor kort mee werd bedoeld. Hebben we niet het goede woord ‘gedachtewisseling’, dat toch juist voldoet aan de behoefte om het verschil aan te duiden tussen ‘gesprek’ in de oude algemener en in de nieuwe beperkter betekenis? De rijkdom van een taal blijkt immers juist hieruit, dat kleine verschillen in betekenis aan te duiden zijn met verschillende woorden. En als het woord ‘gedachtewisseling’ (dat wat lang is voor het gebruik in samenstellingen) niet aan de bedoeling beantwoordt, laten we dan eens samen zoeken naar een betere uitdrukking, in plaats van maar weer gemakshalve een woord te nemen, dat reeds met een enigszins afwijkende betekenis bestond. R. | |||||
Nog eens: redenatieIn ‘Trouw’ van 6 April 1950, komt het volgende voor: ‘Men zie de navolgende redenatie uit de school van Kappeyne .... Behalve tegen het stijve ‘navolgende’ heb ik bezwaar tegen deze ‘redenatie’. En tezamen vind ik het een oude lap op een nieuw hemd. In het boek ‘De kunst van genezen’ door Dr Bernard Aschner, 's-Gravenhage 1949, bl. 55, stuit ik op deze zin: ‘Een dergelijke redenatie is een vorm van intellectuele kortsluiting’ Inderdaad is hier een kortsluiting, maar niet daar, waar de schrijver (vertaler) die zoekt. § | |||||
Gezegging.De heer C.K. Elout schrijft in ‘Publiek en Ambtenaar’ in het boek ‘Het orkest der overheid’, 1939, bl. 62, het volgende: ‘Zij (dat zijn: de Secr.-generaal van Justitie en de Directeur-generaal der P.T.T.) zullen ongetwijfeld een even sterk besef van plicht jegens hun dienstaak hebben, maar ook een sterk gevoel van gezegging over dat vak .... en dat komt practisch neer op gezagsbesef bij beiden. Wij hebben het op die ‘gezegging’ niet erg begrepen. Het woord zeggen kennen wij en ook het daarvan afgeleide ‘zegging’. Gezeggen kennen wij ook, maar alleen in de infinitief in ‘zich laten gezeggen’; ‘ik liet mij gezeggen’; maar gezegging lijkt mij toe een contaminatie te zijn van zegging en gezeggen. In ieder geval geloof ik, dat het gebruik ervan dient te worden nagelaten. | |||||
Bezitten - bezatBezitten in de zin van zitten op of gezeten zijn op is misschien niet fout; maar dan toch zeer ongebruikelijk. In het boek ‘En de hemel zwijgt’ van Mary van Wessem, A'dam 1949, bl. 105, lees ik: ‘Het wonderlijke trio bezat de bank ....’ | |||||
CalamiteitIn het niet onaardige boek van K. Norel: Mannen van Sliedrecht, Nijkerk 1950, lees ik op blz. 113 het volgende: ‘Doch in een tijd toen de industrie van het Rijngebied een nieuwe, grootse ontwikkeling tegemoet ging, dreigde een calamiteit: het verzanden van de monding der rivier.’ Het spijt mij te moeten zeggen, dat hier het vreemde woord volkomen overbodig is. Calamiteit, dat van het latijnse calamitas is gevormd en dat een grote ramp of een algemene nood of ellende betekent, moge een enkele maal in een wetenschappelijk boek toelaatbaar zijn, in een Nederlandse roman vind ik het niet op zijn plaats. §. | |||||
Handicap, handicappenBovenstaande woorden worden, behalve in de sport, ook dikwijls in de gewone omgangstaal gebruikt. Eigenlijk veel te vaak. In een allerprettigst geschreven boekje van Ir K.C. Lambert-Anema, - ‘Kinderen met beperkt gezichtsvermogen’, uitg. J. Muusses te Purmerend - van nog geen zestig bladzijden, troffen wij het zesmaal aan: deze handicap, bl. 9; gehandicapte kinderen, bl. 9; de reeds genoemde handicap, bl. 19; als enige handicap, bl. 35; deze gehandicapte kinderen, bl. 37; het visueel gehandicapte kind, bl. 52. Wij zijn er niet helemaal zeker van of wij wel alle gevallen wij hebben opgenoemd. Maar ze zijn voldoende. Waarom dit vreemde, Engelse woord? Van Haeringen omschrijft het aldus:
Koenen Endepols-Heeroma vermeldt:
TaalzuiveringGa naar voetnoot1) (uitgave van het A.N.V) vermeld niet handicappen; wel handicap als bemoeilijking, hindernis. Misschien zijn er nog wel enige goede omschrijvingen te geven. Wij moeten niet toegeven aan een zekere ‘denk-luiheid’ Kiliaen beweerde reeds: ‘Onze taal is rijck en begrijpich ghenough om allen dingen uit te spreken sonder behulp van eenighe vreemde spraecken.’ §. |
|