Brussel
Voordracht over de toekomstmogelijkheden van Belgisch Kongo
Voor een talrijk en aandachtig gehoor hield Mr A.J. van Bilsen, doctor in de rechten en koloniaal journalist, op Woensdag 1 Maart in de ‘Vlaamse Club’ te Brussel, een belangwekkende voordracht over ‘het tienjarenplan en de toekomstmogelijkheden van Kongo’.
Mr W. Thelen, voorzitter der afdeling Brussel van het Alg. Ned. Verbond stelde de spreker aan de vergadering voor.
Massale inwijking van blanken in Kongo is volgens spreker niet aan te bevelen, omdat velen van deze nieuwgekomenen wegens gebrek aan vervoermiddelen en onvoldoende economische uitrusting er geen bestaansmogelijkheden zouden vinden.
Voor tijdelijke kolonialen, die na enkele jaren verblijf naar het moederland terugkeren, ligt er, integendeel, wel een toekomst open en daarbij zullen de personen met een hogere geestelijke vorming zich langer kunnen handhaven dan de lager geschoolden, voor wie reeds in zekere mate de mededinging dreigt van de geëvolueerde inboorlingen, die zich rond de grote nijverheidscentra gevestigd hebben.
De vlucht uit het binnenland is namelijk een algemeen verschijnsel, hoewel aan de negers de verplichting wordt opgelegd, mits zekere voordelen, een bepaald gebied te bebouwen, omdat deze voorschriften in de regel niet worden nageleefd. De inboorling voelt zich onweerstaanbaar door de grote nijverheidsondernemingen aangetrokken om aan de opgelegde dwangmaatregelen te ontkomen, en dit geeft aanleiding tot ingewikkelde problemen. Er dient namelijk naar gestreefd, de kloof te overbruggen tussen de paternalistische economie der machtige industriële trusts en het stagnerende platteland. Dit wordt gedeeltelijk bereikt door het kunstmatig drukken van de prijzen der landbouwproducten, welke dan af en toe enigszins verhoogd worden om de dwang te milderen en een uitzwerming op grote schaal naar de mijnen en andere nijverheidsondernemingen te voorkomen.
Ook de sociale opvoeding speelt een niet onaanzienlijke rol. In het binnenland moeten o.a. gezonde drinkwaterbronnen opgespoord worden om het leven draaglijk te maken.
Na erop te hebben gewezen, dat Kongo aan bodemschatten overweldigend rijk is, en nochtans weinig inkomsten aan de staat bezorgt, omdat de economische uitbating door, enkele grote kapitalistische machten wordt beheerst en de inboorling practisch geen belastingen betaalt (de begroting der kolonie bedraagt slechts 4 miljard frank, terwijl deze van het moederland op 60 miljard is vastgesteld), komt spreker tot de eigenlijke behandeling van het ontworpen tienjarenplan, waarvan de heer Rijckmans, oud-goeverneur-generaal, reeds in 1946 de gedachte opvatte.
Het gaat hier over een reusachtig programma voor de uitvoering van openbare werken, het oprichten van electrische centrales, de uitbreiding van het spoorwegnet, de verbetering der negerhuisvesting, het bouwen van scholen en laboratoria, de aanleg van vliegvelden en nog wat.
Het Rijk zal met dit doel een bedrag van 25 miljard investeren, dat voor de helft aan het wegennet, de spoorwegen en de havens en voor de andere helft aan de inrichting van geneeskundige diensten, de huizenbouw, en de ontginning van het platteland zal besteed worden. Van hun kant hebben de grote vennootschappen die concessies in Kongo hebben, eveneens de verbintenis aangegaan 25 miljard frank ter beschikking te stellen.
Mr A.J. van Bilsen is de mening toegedaan, dat het plan te groots is opgevat om werkelijk een succes voor de verdere ontwikkeling van Kongo te worden. Op papier kan men veel ontwerpen, dat in het aanschijn der werkelijkheid niet te verwezenlijken blijkt. Over de middelen ter uitvoering is weinig of niets gezegd. Om aan grootse werken de hand te leggen moet immers met een voldoende toevoer van grondstoffen, materialen en wisselstukken kunnen gerekend worden. En hoe zal de overbrenging geschieden, zolang er geen snelle transportmogelijkheden voorhanden zijn?
Het plan vertoont een onmiskenbaar gebrek aan coördinatie, en het besluit om door een lening aan geldmiddelen te geraken, acht spreker geen gelukkige oplossing, omdat reuzenbedragen, opgeslorpt door onvoldoend productieve ondernemingen of bedrijven, ten slotte zwaar op de begroting der kolonie zullen komen te drukken, tenzij een zeer snelle opbloei het verwerken van deze bijkomende lasten zou toelaten, hetgeen echter niet waarschijnlijk moet worden geacht.
De voordrachtgever verwast in dit verband naar de experimenten door andere landen ondernomen (o.a. het verbouwen van aardnoten in Engels Tanganyika), waarbij men de ervaring opdeed dat de kredieten waarover men beschikte niet terdege konden aangewend worden, tengevolge van een tekort aan technici, ontoereikend inlands personeel en te hoog gestelde verwachtingen.
Mr A.J. van Bilsen besloot zijn flink gedocumenteerde uiteenzetting met de opmerking, dat talrijke belangrijke factoren aan de ontwerpers van het plan zijn ontsnapt, en dat de uitvoeringstermijn minstens op de helft had moeten worden vastgesteld om bevredigende uitslagen te kunnen bereiken.
M.v.G.