Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUtrecht e.o.Op 17 Februari 1950 heeft onze afdeling in samenwerking met de Utrechtse afdeling van de Nederlands-Indische Bond van ex-krijgsgevangenen en geïnterneerden een bijeenkomst gehouden, waarin Mary Pos als spreekster optrad met het onderwerp: West-Indië. Aan de hand van lichtbeelden vertelde zij van de mensen en de natuur, van het leven en werken - ook van de zending en de missie - op de boven- en de benedenwindse eilanden en in Suriname. Zij deed dit op de van haar bekende prettige, geestige en geestdriftige wijze, waardoor zij ook nu haar toehoorders wist te boeien. Aan het slot drong de spreekster er met, nadruk op aan, dat alle Nederlanders, ieder op zijn eigen wijs, er voor zullen ijveren, n ijveren, dat onze Nederlandse landverhuizers, als het maar enigszins mogelijk is, naar onze eigen gebiedsdelen over zee trekken, omdat zij daar niet voor onze stam verloren gaan. Ook de regering, en zij wel in de eerste plaats, moet daarvoor zorgen. | |
[pagina 10]
| |
Op uitnodiging van onze afdeling heeft de heer W.L. van Nieuwenhuijsen uit Doorn voor onze leden-en de leden van de Utrechtse Studentenafdeling in het Universiteitshuis een lezing gehouden over: ‘De verhouding Vlaanderen-Wallonië in verleden, heden en toekomst en de betekenis daarvan voor de verdere ontwikkeling van de Benelux’.
Hij besprak achtereenvolgens de demografischeGa naar voetnoot*) verhouding, de economische verhouding, de politieke verhouding en de toekomst. Het Vlaamse volksdeel was, naar spreker met grafieken aantoonde, van 1820-1880 in zielental in de minderheid, maar is nadien na enige schommelingen allengs in de meerderheid geraakt. Zijn invoed op economisch en staatkundig terrein is niet in evenredigheid toegenomen, al is er een gestadige, belangrijke groei. Op het eerste gebied is in Vlaanderen, door de openlegging van de mijnen in de Kempen, de zware industrie aanzienlijk toegenomen, doch er staan nadelen tegenover, mede als gevolg van de uitputting van de kolenmijnen in de Borinage. Daardoor zal wel tot haar sluiting moeten worden overgegaan. Reeds nu - en na die sluiting in versterkte mate - is te verwachten, dat er een grote verplaatsing van Waals (Frans) sprekende Belgen naar de Kempen zal plaats vinden, en dat de deelneming van Waals en zelfs van Frans kapitaal in de Vlaamse nijverheid zich niet onbelangrijk zal uitbreiden. Een en ander zal oorzaak kunnen zijn, dat de Vlamingen andermaal zullen worden achteruit gezet. Hierdoor zal ook hun politieke invloed weer afnemen. Dit zou in hoge mate zijn te betreuren, daar deze duist in de jaren na 1920 is gegroeid, mede dank zip het feit, dat door die groei - een wisselwerking - de invloed is verminderd van de Belgische ambtenarenkaste, welke tot 1920 uitsluitend of in hoofdzaak uit Franstaligen bestond, nadien een groot aantal tweetaligen (Frans en Nederlands sprekenden) onder haar leden is gaan tellen. Mede is een voordeel, dat na 1920 het Vlaamse geldelijk belang in de nijverheid en landbouw groter is geworden, dank zij vooral de Vlaamse boerenbond. Spreker noemde het noodzakelijk, dat in Vlaanderen alle krachten worden ingespannen, om hetgeen nu is bereikt niet slechts te behouden, maar uit te breiden. Daarbij zal Nederland krachtig moeten helpen, ook omdat het evenzeer Nederlandse belangen raakt. In Benelux-verband is dit zeer goed mogelijk, daar dit beide landen ten goede zal komen. Want de positie der Vlamingen moet sterker worden, waarvoor het noodzakelijk is, dat Vlaanderen en Wallonië in één Belgisch staatsverband blijven. Want een staatkundige scheuring tussen hen zou niet alleen voor hen, maar eveneens voor Nederland nadelig zijn. Wallonië zal daarom dienen te worden bewerkt om zich in dat verband weer thuis te gaan voelen. En Nederland kan staatkundig en economisch geen verliezen meer lijden, daar immers reeds thans - na de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië - in Washington ernstige stemmen opgaan, om Nederland, als van weinig betekenis meer, ten dele bij Duitsland en ten dele bij België te voegen. Spreker bepleitte daarom de noodzaak om met België in Beneluxverband innig samen te werken, gezamenlijk de moeilijkheden te bestuderen en te trachten ze tot een oplossing te brengen. Na de lezing ontspon zich een opgewekte gedachtenwisseling. |
|