Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
Ons taalhoekje | |||||||||||||||||||
Geen ‘hoogproblemen’Van bevriende zijde wijst men er ons op, dat het bericht in ‘Trouw’, waarvan Neerlandia van Maart melding maakte onder het hoofd ‘Hoogproblemen’ (zie b1. 11 tweede kolom), onjuist is. Het daarin genoemde proefschrift van de heer Wijngaarden is getiteld ‘Hoofdproblemen der volwassenheid’. Wij zijn het volkomen ermee eens, ‘dat dit een groot verschil maakt’ en verzoeken uit naam van de inzender verontschuldiging, in de eerste plaats aan Dr Wijngaarden, voor het klakkeloos vertrouwen op de mededeling in ‘Trouw’. Onze lezer voegt aan zijn rechtzetting nog de opmerking toe, dat voor zover hem bekend is ‘Hochproblem’ of ‘Hochfrage’ ook geen Duits woord is, zoals de inzender in Neerlandia blijkbaar veronderstelde. | |||||||||||||||||||
Nog steeds ‘meerdere’‘Meerdere’ vloeit veel te gemakkelijk uit de pen van hen die schrijven. In: ‘Uit de Korf’, uitg. van ‘De bezige bij’, nr 8, bl. 2, lees ik: ‘Een halve eeuw dus, die meerdere en ook dieper in het leven van de enkeling grijpende veranderingen heeft gebracht dan ooit een ganse eeuw voordien’. Afgedacht van de stuntelige zin, zou ik dat ‘meerdere’ maar hebben vervangen door ‘meer’. Wij moeten dat onjuist gebruik eindelijk toch eens afleren. § | |||||||||||||||||||
‘Nog meer ,meerdere(n)’Dezelfde heer A.B.W. van der Hoop schrijft in hetzelfde boekje: ‘Te Leiden doceerde in die tijd de philoloog Lipsius. Onder zijn werken zijn er meerdere over de oorlogvoering.’ Wij nemen ‘doceren’ en ‘philoloog’ met enige schroom op de koop toe, maar tegen ‘meerdere’ handhaven wij ons bezwaar, dat aan onze lezers voldoende bekend is. § | |||||||||||||||||||
gesprekDit woord heeft in het Nederlands een ruimer gebruik en daarmee een bijzondere betekenis gekregen. Men spreekt op kerkelijk terrein van een gesprek, wanneer personen van verschillende levensovertuiging bij elkaar komen en van gedachten wisselen, dus met elkaar spreken en een samensprekin houden. Wij ontlenen aan het Congres-verslag ‘Onderwijs en vrede’ dat bij J. Muusses te Purmerend is verschenen het volgende (bl. 33). Ons oud-lid Dr C.P. Gunning schrijft daar: ‘Een gesprek is totaal iets anders dan een discussie. Bij een gesprek komt men bij elkaar met de voorop gezette bedoeling naar elkaar te luisteren, van elkaar te leren eigen mening te toetsen aan die van anderen. Elkeen probeert met zijn beste geestelijke bagage aan te komen. De eigen weg is niet van primair belang - evenmin als die van de ander; men zoekt samen naar “de derde weg”. Hier hebben we nu eens een gewoon goed Nederlands woord, dat na de laatste wereldoorlog een nieuwe betekenis erbij gekregen en heeft die wij met instemming kunnen aanvaarden. § | |||||||||||||||||||
HelenHelen, niet onjuist misschien, maar toch wel wat ongebruikelijk. In het bovengenoemd boekje ‘Onderwijs en vrede’ schrijft Drs H.J. Jordan op bl. 17 het volgende. ‘Wanneer wij niet meer doen dan het “symptoom” oorlog uitroeien, doen wij niet anders dan de medicus, die aan het ziekbed van zijn patiënt niet anders weet te doen, dat (lees dan §) het symptoom koorts met een medicijn te onderdrukken, zonder dat hij de ziekte daarmee wezenlijk heelt.’ Wij willen aannemen, dat ‘helen’ in deze zin oorspronkelijk gebruikt is, hetgeen blijkt uit ‘Heiland’ en ‘heelmeester’ en nog enkele andere woorden (hoewel ‘heelmeester’, naar wij menen, juist werd gebruikt voor de man, die men thans een chirurg noemt, ter onderscheiding van een geneesheer in het algemeen. Een chirurg noemde zich toen ‘heel- en vroedmeester’). Toch geloven wij, dat dit gebruik afgesleten is en dat men tegenwoordig nog wel zegt en schrijft ‘'n wonde helen’, maar dat men bij een ziekte de voorkeur geeft aan het woord ‘genezen’. Overigens vertoont bovenstaande zin uit een stilistisch oogpunt bekeken (wij denken o.a. aan het ‘uitroeien’ van een symptoom en het dubbel gebruik van dit woord ) ook nog wel enige andere feilen. Goed en eenvoudig Nederlands is en blijft ook mooi Nederlands. § | |||||||||||||||||||
'n Taalkundige bakkerOp de hoek van de Groothertoginnelaan, daar, waar lijn 11 ‘stopt’, is een winkel van Hus, de bekende Haagse bakker. 'n Groot reclamebiljet vertelt aan de voorbijgangers, dat onder al de heerlijke dingen, die (dank zij de Marshall-hulp natuurlijk) in de winkel te koop liggen ook behoren Evagebak en kleinbrood. Van Evagebak weet ik niets. Ik begrijp ook niet hoe ‘gebak’ met ons aller moeder Eva iets uit te staan heeft. Maar van het kleinbrood wordt verteld, blijkens deze aankondiging, dat het 's Zondags nog mals is. Nu heb ik wel eens gehoord van ‘mals vlees’, een ‘mals kippetje’ en een dito ‘boutje’; maar mals brood is me tot nu toe niet voorgezet. De firma Hus moet vast een Neerlandicus in haar bedrijf hebben opgenomen. Datt lijkt me niet gek. Dat zou dan nu eens niet een Neerlandicus zijn, die koekebakker is; maar hier zouden we een koekebakker als Neerlandicus hebben. Wat ik overigens beter vind dan het eerste. 'n Gewone; - 'n doodgewone bakker weet niet dat mals afgeleid is van het indogermaanse melâ, dat ‘zacht zijn’ betekent. Ik neem m'n petje af voor zoveel knapheid en ‘dus, brood van Hus’, kleinbrood dan, dat 's Zondags nog ‘zacht’ is. Toch zou ik het maar liever in deze zin niet gebruiken. Al is ‘mals’ brood op Zondag lang niet ‘mals’. § | |||||||||||||||||||
LansknechtIn sommige boeken komt deze naam nog wel voor. Vooral in oudere. De heer A.B.W. van der Hoop geeft er in zijn boekje: ‘De verhouding tussen volk en krijgsmacht in Nederland’, Groningen 1949, bl. 14, de volgende verklaring van. Hij schrijft: ‘In deze tijd (d.i. de Bourgondische tijd) kwam de benaming lansknecht op. Dit heeft niet te maken met lans, doch komt van een Duitse uitdrukking “Landknecht” wat veldwachter of gendarm betekent’. Wij laten deze mededeling voor rekening van de schrijver, maar vermelden haar hier voor onze lezers. § | |||||||||||||||||||
Uit een briefEen leraar M.O. schreef ons een brief. Deze ving aldus aan: ‘Aangezien diverse mijner leerlingen............’ Het woord diversen is ons bekend, ook het woord divers. Wij zouden evenwel toch de voorkeur geven aan ‘Aangezien diverse leerlinzen van mij’ boven de kreupele zin, waarvan we boven nen stukie hebben overgeschreven. § | |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
De Nederlandse eest in de taalEen der meest op de voorgrond tredende karaktereigenschappen van de Nederlander is zijn nuchterheid, zegt men. Maar waarom dan in taal en stijl die neiging tot ‘dik doen’, tot deftigheid en aanstellerij, waartegen Charivarius reeds zo menigmaal te velde trok? Voor ons ligt een geschriftje van slechts 3 kleine bladzijden druks, waaraan we enkele stijlbloempjes willen ontlenen om onze bedoeling te verduidelijken:
| |||||||||||||||||||
De zinsbouwDe juiste zinsbouw is een onderwerp, waaraan mijns inziens wel wat meer aandacht mag worden besteed. Deze opmerking had ik voor mezelf al meer gemaakt, doch een staaltje van naar mijn mening verkeerde zinsbouw, dat ik tegenkwam op blz. 13 van de Haagsche Post van 18 Febr. 1950 geeft me aanleiding om de zinsbouw eens in deze rubriek van ‘Neerlandia’ ter sprake te brengen. Ik las daar in een artikel onder het opschrift ‘Romantiek van spreeuwen-ringen’ het volgende: ‘In 1931 maakte een Zwitsers vakblad melding van het massaal ringen van spreeuwen door een vogeltrekstation op hun slaapplaatsen in het riet en wekte andere Europese stations op hetzelfde te doen’ Het ontbreken van leestekens was in dit geval oorzaak, dat ik de zin nog eens overlas, waardoor mijn aandacht werd getrokken door de eigenaardige, om niet te zeggen onjuiste, woordschikking. Ter verduidelijking mimer bedoeling nodig ik mijn lezers uit om in plaats van ‘een vogeltrekstation’ te stellen ‘de personen in een vogeltrekstation’, hetgeen trouwens grammaticaal duister is. Dan blijkt nog beter, dat de woorden ‘hun slaapplaatsen in het riet’, welke immers niet op die personen, doch op de te ringen spreeuwen betrekking hebben, op de verkeerde plek staan. Bedoeld was blijkbaar ‘het massaal, op hun slaapplaatsen in het riet, ringen van spreeuwen door (de personen in) een vogeltrekstation.’ Door deze woordschikking komt beter uit, dat de nadruk moet worden gelegd op ‘het massaal ringen’, dat heT gemakkelijkst, of met de beste kans op een goede uitslag, kan geschieden ‘op de slaapplaatsen der spreeuwen’. De hier tussen aanhalingstekens geplaatste zinsdelen behoren dus bij elkaar en dienen dan ook bij elkaar geplaatst te worden. Ook wat zinsbouw en leestekens betreft denke men zich in de plaats van zijn lezers. | |||||||||||||||||||
RedenatieIn het wetenschappelijke, mooie boek van Prof. Mr J.M. van Bemmelen: Criminologie, Zwolle 1948, VII, lees ik de volgende zin: ‘Draaien wij met deze redenatie nu toch weer niet in een kringetje rond?’ Het woord redenatie bestaat. Het wordt in het Nederlands gebruikt. Maar gewoonlijk heeft het dan een ongunstige gevoelswaarde. Van Dale geeft als voorb.: dwaze redenaties. Vermoedelijk za de lezer van bovenaangehaalde zin zeggen: Dat bedoelt Prof. van Bemmelen ook. Toch geloof ik, dat dit woord in een wetenschappelijk betoog niet op zijn plaats is. Het is beter hier he woord redenering te gebruiken. | |||||||||||||||||||
MisoneïsmeDezelfde schrijver (C.K. Elout) schrijft in hetzelfde boek ook nog deze zin op bl. 51. ‘Daar staat dan tegenover dat er in alle ambtenarij een zeker misoneïsme steekt, een zekere mate van ongeneigdheid om verandering te brengen in den gang van den dienst’. Gelukkig, dat de heer Elout de vriendelijkheid heeft gehad een omschrijving van dit woord er bij te geven. Toch lijkt het mij beter om onze taal met dit aan het Grieks ontleende woord niet te ‘verrijken’. Van ambtenaren ken veel gezegd. En er wordt ook veel van gezegd. Meestal ten onrechte. Maar spaar hen er althans voor ze als misogaam te kijk te stellen. Het zijn meestal trouwe huisvaders en liefhebbende echtgenoten. Misanthropen zijn ze ook niet, tenzij de zorgen voor het dagelijks brood hen kwellen. Als maatschappelijk werker is de ambtenaar wèl een misocalus. Maar dat was hij al toen Lod. Meyer zijn ‘Woordenschat’ in 1731 samenstelde. Die vertaalt dit woord aldus: ‘hater van alle frayigheid’. Of hij thans een misoneïst is waag ik te betwijfelen. De ‘nieuwe’ ambtenaar pleegt met beide benen in de werkelijkheid te staan en wil zich ook wel aanpassen. In ieder geval dat woord misoneïsme zou ik liever zien verdwijnen, zoals alles wat met misein (= haten) verband houdt. § |
|