Protest tegen verfransing van het Land van Overmaas
Naar aanleiding van een vergadering van de Belgische Ministerraad welke erover te beslissen had of de uitslagen der talentelling, die tot betwisting aanleiding gaven, al dan niet in de Staatscourant zouden worden geopenbaard, richtte de Gewestbond ‘Overmaas’ van het Davidsfonds een scherpe protestnota tot de Eerste-Minister en de Minister van Binnenlandse Zaken, waarin andermaal wordt gewezen op de Nederlandse ééntaligheid van geheel het gebied van Overmaas, zowel van de Voerstreek als van de platdietse gevicenten en het kanton Eupen, en de jongste volkstelling (van 31 December 1947) aldaar als onjuist en onbetrouwbaar wordt voorgesteld.
De resolutie, die ook aan de pers is medegedeeld, eist o.m. dat de jongste telling der gesproken talen niet het minste gevolg hebbe op het taalbewind en dat aan de wet van 1932 (betreffende het taalgebruik in bestuurszaken) niet geraakt worde; dringt erop aan. dat zo spoedig mogelijk worde overgegaan tot de definitieve en wetenschappelijke vaststelling van de taalgrens, met de daarop aansluitende herziening van de provinciegrenzen, en voor Overmaas de oprichting van een Nederlands-Duits kanton (Eupen).
Een afvaardiging van het Algemeen Vlaams Comité, samengesteld uit leidende figuren van de drie grote cultuurverenigingen, het Davids-, het Willems- en het Vermeylenfonds, werd door de Minister-president Eyskens in audiëntie ontvangen en vestigde op haar beurt de aandacht van het regeringshoofd op de noodzakelijkheid van een wetenschappelijk doorgevoerde afbakening der taalgrens.
Zij verzette zich eveneens tegen de afkondiging der uitslagen van de telling van 1947. vooral pp de taalgrens, in de hoofdstad en hare randgemeenten, omdat deze in genen dele de werkelijk bestaande toestand weergeven.
Dat het met deze talentelling inderdaad niet in orde is, blijkt wel uit het feit dat in verscheidene gemeenten van de Voerstreek, waar de voorlaatste telling (van 1930) nog een overgrote meerderheid Nederlandssprekende inwoners aanwees, de toestand nu precies andersom is geworden, en het percentage Franssprekenden er op onverklaarbare wijze enorm is gestegen, terwijl aan de hand van betrouwbare gegevens kan bewezen worden, dat inwijking uit Waalse gebieden niet de oorzaak kan zijn van deze grondige verfransing.
‘De Standaard’ stipt hierbij aan, dat de Vlamingen zich dit bedrog niet zullen laten welgevallen en dat zij de Vlaamse Ministers - indien zij dit wel doen - nu en in de toekomst ongenadig zullen bekampen.
Wij kunnen niet anders, dan dit standpunt volledig billijken. Het is immers meer gebeurd, dat men van Waalse zijde met oneerlijke middelen getracht heeft het verfransingsproces van bepaalde Vlaamse gebiedsdelen in de hand te werken, en de voor het Nederlandse cultuurleven zo noodlottige verfransingspolitiek, die vooral te Brussel hoogtij viert, en onherstelbare gevolgen heeft gehad, moet ons tot verscherpte waakzaamheid aansporen, opdat de vooruitgeschoven posten van het Nederlandse taalgebied in het zuiden en het oosten van het land niet een zelfde lot zouden ondergaan.
M.v.G.