Tegen taalmiskenning geen berusting doch scherp verweer!
Dezer dagen hebben wij een brief van één onzer leden ontvangen, waarvan wij - ondanks veel toegeeflijkheid en een ruim begrip voor andermans gevoelsuitingen - de ware zin niet vermochten te begrijpen.
De geachte schrijver vertelt ons, dat hij zich in het belang van een Belgische rechthebbende op de Nederlandse Dienst voor Rechtsherstel te Brussel, Crespelstraat 2, aanmeldde, en dat hem tot zijn grote ergernis beslist verzocht werd Frans te spreken om in het bezit te komen van de inlichtingen, die hij nodig had.
‘Ik ben gewend,’ - aldus onze correspondent - ‘mij in beschaafd Nederlands uit te drukken, al verblijf ik sedert 50 jaar in de hoofdstad, en het is al te bar, dat een officiële Nederlandse dienst tegenover de Vlamingen, staatsburgers van het “zo bevriende België”, een dergelijke beschamende houding aanneemt.’
Onze briefschrijver is blijkbaar zo diep door dit voorval ontgoocheld, dat hij het volkomen nutteloos acht, zich nog verder voor de verdediging van het Nederlands te Brussel in te spannen, en derhalve van het lidmaatschap afziet.
Het is ons allesbehalve duidelijk, hoe een dergelijke onlogische redenering aanleiding heeft kunnen geven tot het treffen van dit ongelukkig besluit, te meer, daar de verontwaardigde schrijver zeker moet weten, dat hij het A.N.V. volkomen aan zijn kant heeft, en dat het Verbond nooit zal nalaten zijn invloed en zijn moreel gezag aan te wenden om inderdaad onduldbare toestanden als deze, waarover hij het in zijn brief heeft, uit de wereld te helpen.
Wij begrijpen niet goed waarom deze in zijn waardigheadsgevoel gekrenkte Vlaming maandenlang heeft gewacht alvorens ons van zijn wedervaren bij de Nederlandse Dienst voor Rechtsherstel op de hoogte te brengen. De aangeklaagde feiten deden zich immers in de zomer van 1949 voor, en nu keert de schrijver het Verbond de rug toe, onder voorwendsel dat het niets zou hebben gedaan - of hebben kunnen ondernemen - om een schromelijke miskenning van onze taal - waarvan het geen kennis kreeg - te verhelpen.
Lankmoedigheid en berusting zijn trouwens nooit een redmiddel geweest, en zeker niet op de voorposten van het Nederlandse taalgebied, waar dag-in dag-uit moet worden gestreden om moeizaam veroverde stellingen niet te zien verloren gaan. En als onze briefschrijver het argument gebruikt, dat hij liever geen protest heeft aangetekend, ‘omdat een kloof wel kan overbrugd worden, maar een zo brede afgrond niet’, dan denken wij onwillekeurig terug aan de taaltoestanden van 50 jaar geleden toen een handvol strijdende Vlamingen hadden af te rekenen met een schier algemene vijandschap tegen de officiële erkenning van het Nederlands door de Staats- en provinciediensten, het post- en telegraaf beheer, de trammaatschappijen, de belastingkantoren e.d. en desondanks voet bij stuk hielden.
Het kan er bij ons niet in, dat de Vlamingen van heden niet meer dezelfde strijdlust en kampvaardigheid zouden bezitten als hun voorgangers, en daarom hopen wij, dat onze geachte briefschrijver zich nog even zal bezinnen alvorens een onherroepelijk besluit te treffen, dat slechts nadeel kan berokkenen aan een zaak, die hem èn het Verbond even nauw aan het hart ligt.
M.v.G.