Rechtvaardiger behandeling van de Vlamingen wekt ergernis bij de Walen
Als de Walen zich op het strijdpad begeven, dan doen zij dit gewoonlijk met een overmoed en een driestheid, die omtrent hun ware bedoelingen niets aan duidelijkheid te wensen overlaten.
De laatste tijd gingen onze zuidelijke landgenoten heftig te keer tegen enkele benoemingen van Vlamingen in het hogere bestuurskader - zulks ingevolge een rechtvaardige toepassing der bestaande wetten - omdat zij de vrees koesteren, dat Brussel hierdoor geleidelijk zijn Nederlands karakter zou kunnen terugkrijgen.
In verband hiermede kant zich het maandblad der Brusselse Wallinganten ‘Bruxelles-Français’ tegen de toenemende invloed van het Nederlands in het staatsbestuur, en acht het ongehoord dat men de Walen tot het aanleren van het Nederlands zou kunnen of willen verplichten.
Een Franstalige, zo wordt, ijskoud beweerd, heeft het niet van node een tweede taal te kennen, daar het Frans - dat torenhoog verheven staat boven het armere en plompere Nederlands - hem mogelijkheden genoeg verschaft om de universele geestelijke waarden te ontdekken en op prijs te stellen.
Dat de hoofdstad gevaar zou kunnen lopen om opnieuw een Nederlands cultuurcentrum te worden, achten de heren van ‘Bruxelles-Français’ een rampspoedig vooruitzicht. Daardoor zou immers het Waalse overwicht vrij spoedig tot het verleden gaan behoren, en zou het sedert meer dan 100 jaren doorgevoerde verfransingsproces, waarbij de Brusselaars en hun stad zoveel baat hebben gevonden, voorgoed worden gestuit. En stel u voor, geachte lezer, dat in de plaats daarvan een ruwe en nauwelijks van haar dialecten ontbolsterde taal als beschavingsmiddel zou worden opgedrongen. Gewoon om van te huiveren!
Wij zullen niet veel woorden verspillen aan dit eenzijdig en aanstellerig proza. Het moge volstaan, er op te wijzen, dat Brussel in 1830 nog een gave Nederlandse stad was en dat ook nog heden ten dage talloze kerkelijke en wereldlijke gebouwen welsprekend getuigenis afleggen van haar Nederlandse ziel. De degelijkheid van het Nederlandse cultuurleven, dat er meer en meer tot ontwikkeling komt, steekt bovendien gunstig af tegen de uitingen van het Franse cultuur- en geestesleven, maar al te vaak gestoffeerd met zinledige en allesbehalve verheffende revue- of musichallvertoningen, waar dan nog te pas en te onpas vreemde artisten worden bijgesleept, die de taal van Voltaire op onvergeeflijke wijze radbraken en verknoeien.