Nederlands en Frans in Brussel
Herhaaldelijk bevatte Neerlandia artikelen over het in hoofde genoemde onderwerp.
Dat wij er nog eens de aandacht op vestigen vindt zijn oorzaak in een beschouwing van dit vraagstuk, welke wij aantroffen in ‘De Nieuwe Eeuw’, weekblad voor Nederland, van 21 Januari 1950, naar aanleiding van de voorlopige cijfers der Belgische volkstelling.
Het blad betoogt dat in de Brusselse agglomeratie het Frans in de laatstverlopen 100 jaren en vooral in de laatste helft daarvan zeer veel terrein heeft gewonnen ten koste van het Nederlands, ook al neemt men in aanmerking dat de statistieken niet geheel betrouwbaar, doch ten bate van het Frans geflatteerd zijn. Een bijgevoegd kaartje duidt de ligging ten opzichte van elkaar aan van de tot Brussel beherende gementen Schaarbeek, Koekelberg, Sint-Jans Molenbeek. Elsene, Anderlecht en Vorst.
Volgens de openbaar gemaakte cijfers telde Elsene in het jaar 1846 7500 Ned.-sprekenden tegen 6400 Franssprekenden: thans zouden slechts 79% daar Nederl. spreken. Voor Vorst wezen deze cijfers aan, dat 100 jaar geleden op een bevolking van ruim 1200 zielen het aantal Franssprekenden nog geen 100 bedroeg. Thans spreken daar nog geen 15% van de inwoners Nederlands. Zelfs in Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek en Koekelberg blijft dit percentage onder 30.
In de laatste 20 jaar echter is te dien opzichte vooruitgang te bespeuren. Wel prijzen nog Vlaamse verkoopsters hun waren in het Frans aan, enz., doch men kan overal met Nederlands terecht.
De bevolkingsvermeerdering te Brussel is vooral toe te schrijven aan immigratie, merendeels ven Nederl. sprekenden uit Vlaanderen. Antwerpen Brabant en Limburg in Elsene ook tamelijk veel Walen.
Die Nederl. sprekenden beijveren zich echter veelal om te Brussel met hun Frans voor den dag te komen of haasten zich om wat Frans aan te leren omdat ze daarin voordeel zien of menen te zien al is het dan het min of meer verbasterde Brussels-Frans, waarmee ze zich redden en dat hen er toe brengt zich te rangschikken onder de Franssprekenden. Vooral de vrouwen vinden dat dit haar een deftig ‘cachet’ geeft.
Vlamingen zenden hun kinderen te Brussel naar de Franse schoolklassen. Het Frans verdringt dan vaak al gauw de moedertaal, die als minderwaardig in een hoek wordt gedrukt of op de school verboden.
Het gevolg is, dat volgens de laatste opgaven groot-Brussel in ronde getallen 1700 Franstalige klassen telt tegen 600 Nederl. en 100 tweetalige.
Alleen in Molenbeek winnen de Nederl. klassen het in aantal, met slechts 152 tegen 146.
De verhoudingen op de scholen verschillen echter aanzienlijk van die bij de ouders thuis.
De gemeentebesturen werken de verfransing bij het onderwijs in de hand en de meeste ouders gaan er niet tegenin. Ook de invloed van werkgevers spreekt een woordje mee.
Toch is er verbetering merkbaar. Het aantal van hen, die beschaafd Nederlands spreken neemt te Brussel toe en het hangt nu voornamelijk van de Vlamingen en de Noord-Nederlanders af, of ze hun eigen taal ook willen gebruiken of die verloochenen voor meer of minder goed gesproken Frans of voor plat-Brussels. Met Nederlands kan men er thans, zoals reeds opgemerkt, bijna overal terecht.