Brussel
Voordracht over Frans-Vlaanderen
Voor een uitgelezen publiek werd op Woensdag 11 Januari in de vergaderzaal van de Vlaamse Club te Brussel de tweede wintervoordracht van afdeling Brussel gehouden, ditmaal gewijd aan Frans-Vlaanderen.
De eerste spreker was Prof. Dr Vital Celen, de onvermoeide kamper voor het behoud van de overgebleven Nederlandse cultuurwaarden in de afgescheiden Westhoek. Hij hing een treffend beeld op van de geestesgesteldheid der bewoners, vóór en na de inlijving bij Frankrijk, in de tweede helft der XVIIe eeuw, mede aan de hand van citaten uit Nederlandse en Franse schrijvers, waaronder ook de dichterlijke overwegingen van Michiel de Swaen in zijn laatste levensjaren getuigen van bitterheid en zorg voor de toekomst, wanneer de scheiding een voltrokken feit zou zijn geworden.
Dat er thans van een opvallend uiterlijk Vlaams leven haast niets meer te bespeuren valt, bewijst de niets ontziende macht van een Staat, die het er trouwens bij monde van vele gezagsdragers op toelegde, elke uiting van Nederlandse cultuur te dwarsbomen, en eike heropwekking in de kiem te smoren.
En toch, aldus spreker, is dit volk zich van zijn Nederlandse afstamming bewust gebleven, blijft het van de oude zinnebeelden houden (o.a. de Vlaamse Leeuw, die men nog overal in Frans-Vlaanderen, en vooral te Rijssel terugvindt); al werd het de mogelijkheid ontnomen om zich in zijn eigen taal te uiten, toch treden de kenmerken van het eigen wezen overal duidelijk naar voren: in de schrijftrant, de bouwkunst, de schilderkunst, bij openbare feesten en vermakelijkheden, in de dagelijkse handel en wandel van de bevolking der steden en van het platteland.
Het heftig oplaaiend nationalisme der eerste jaren na de aanhechting heeft geleidelijk plaats gemaakt voor een meer bezadigd regionalisme, binnen de grenzen van het nieuwe vaderland, waar de inslag van het romantisme der 19de eeuw een opflakkering teweegbracht van de strijd voor het behoud van eigen taal en aard, die tot op onze dagen is blijven nawerken.
Na nog een overzicht te hebben gegeven van de pogingen die in de afgelopen halve eeuw in het werk werden gesteld door vooraanstaande Frans-Vlamingen en hun geestesgenoten aan de overzijde van de grens om het gemeenschappelijk erfgoed voor volledige ondergang te behoeden, besloot Prof. Dr Celen zijn leerrijke voordracht met erop te wijzen, dat de Frans-Vlamingen met alle kracht moeten ijveren voor de erkenning van hun recht op bestaan als volksgroep binnen het kader van de Franse staat, en o.m. zouden moeten kunnen bereiken, dat een minimum-onderwijs in eigen taal zou gegeven worden.
Daarna behandelde de E.H. Corsmit, hulpaalmoezenier van het ‘Werk der Vlamingen’ te Rijssel, enkele actuele aspecten van het vraagstuk. In een sierlijke, onderhoudende verteltrant, wijdde hij vaak zeer belangwekkende bijzonderheden aan zijn dagelijkse omgang met de mensen uit de streek, ouderen en jongeren, die ondanks alles gehecht blijven aan het verleden en de taal der vaderen, al zijn er velen onder hen die haar niet meer, of althans slechts onbeholpen kunnen spreken.
Evenals de eerste spreker, betreurde ook deze woordvoerder, dat veel wat er van de Nederlandse cultuur in Frankrijk had kunnen overblijven, door onwil en weerspannigheid van het Staatsgezag verloren is gegaan, waaraan dan nog op bouwkundig gebied de talloze verwoestingen van de jongste oorlog moeten worden toegevoegd. Het is evenwel een verheugend feit, dat in de harten van deze Vlamingen uit de verloren Westhoek het bewustzijn van de eigen stam- en volksverbondenheid is blijven voortleven, hetgeen, trouwens ook de toehoorders konden opmaken uit de aangehaalde gesprekken en uitdrukkingswijzen, die de aandachtig beluisterde spreker in zijn dagelijkse omgang met de Frans-Vlaamse ingezetenen zorgvuldig optekende.
De E.H. Corsmit, die zoveel wist te vertellen over het vervreemde deel van het eigen volk, waar wij eigenlijk zo weinig van weten, besloot zijn aantrekkelijke uiteenzetting met de hulp en de medewerking in te roepen van alle culturele verenigingen om de Frans-Vlamingen te steunen in hun rechtmatige eis tot erkenning van het recht om zich naar eigen aard en volkstraditie te kunnen uitleven.
M.v.G.