De west
De Economische Stichting West-Indië-Nederland (Eswin), gevestigd te 's-Gravenhage, Buitenhof 46, heeft weder haar mooie uitgave van October 1949 aan ons toegezonden.
Wij hebben die met belangstelling gelezen en bevelen haar weder aan bij allen, die zich op de hoogte willen stellen van West-Indië.
Alleen al de degelijke voordracht over ‘De ontwikkelingsmogelijkheden van het Bosbeheer’ door J.W. Gonggrijp ten vorigen jare te Wageningen gehouden, zouden wij aan alle lezers ter bestudering willen aanbevelen.
Zulke onderwerpen moeten, naar wij menen, ook ter kennis gebracht worden van de jeugd der middelbare scholen in Nederland.
Hieronder schuilen toch degenen, die later naar alle oorden der wereld zullen uitzwermen en onder hen zijn er stellig ook, die in ‘de West’ hun levenstaak zullen hebben.
⋆ ⋆ ⋆
Verschillende Nederlandse producten werden naar de Nederlandse Antillen uitgevoerd. Met de raad die het geschrift geeft, dat de Nederlandse importeurs ernstig moeten streven naar het op concurrerend niveau brengen der prijzen en aan de verpakking hoge eisen moeten stellen, zijn wij het volkomen eens.
Op St. Eustatius hebben zich omstreeks Kerstmis 1948 enige Nederlandse boeren neergezet, in totaal 5 gezinnen. Zij hopen op een goede en regelmatige vervoersmogelijkheid.
Daaraan schijnt evenwel het een en ander nog te ontbreken. Op blz. 7 lezen wij althans:
‘Ook aan verbetering van de landingsplaatsen zal aandacht besteed moeten worden, want het laden en lossen, zowel op St. Eustatius als op Saba geschiedt op zeer primitieve wijze, is tijdrovend en ‘veelal schadelijk voor de te vervoeren producten’.
Dit is te lezen in de staatsbegroting. Terecht tekent de schrijver hierbij aan:
‘Hoe is het mogelijk, dat zulke primitieve toestanden bestaan in een gebiedsdeel, dat jarenlang zeer belangrijke bedragen, als saldi der begrotingen, in een reservefonds heeft kunnen storten?’