Neerlandia. Jaargang 54
(1950)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdStemmen onzer lezersGeachte Redactie,
Naar aanleiding van het artikel ‘Daar begint het al’ in het Decembernummer van Neerlandia merk ik op, dat de toekomst van het Nederlands in Indonesië uiterst duister is. In Indonesië wordt de bestuurstaal Maleis/Indonesisch. Daardoor vervalt de voornaamste reden voor de Indonesiërs om Nederlands te leren, n.l. de mogelijkheid tot in dienst treden bij het Gouvernement. Onder de nieuwe omstandigheden geeft het kennen van Engels ín de meeste opzichten veel meer voordeel dan het kennen van Nederlands. Zelfs al ware er ten opzichte van het Nederlands welwillendheid bij de nieuwe bestuurders (die er zeker niet is), dan zou het belang toch de doorslag geven. Waar belangen spreken, verdwijnt welwillendheid als sneeuw voor de zon en werden verdragen, die met de belangen strijden, niet nageleefd of ‘uitgehold’. De toekomstige positie bij het onderwijs wordt deze: landstaal en Indonesisch in de eerste plaats, vervolgens Engels en misschien ook nog wel eens Nederlands. Het Nederlands zal dan ook meer en meer beperkt worden tot de Nederlands sprekende bevolkingsgroep, die eerder achteruit dan vooruit zal gaan. In het Oosten blijven dan nog alleen de mogelijkheden op Nieuw-Guinea over. Indien Nederland dit gebied behoudt (het halve ei Nieuw-Guinea is in elk geval veel beter dan de lege dop van de Nederlands-Indonesische Unie, de z.g. samenwerking inbegrepen) en dus het defaitisme, dat hier, maar vooral op Java in regeringskringen hoogtij viert, er niet toe leidt om Nieuw-Guinea (tegen de wens van de bewuste ingeboren bevolking) op te offeren aan het droombeeld van de samenwerking, dan is hier nog iets te bereiken. De voorwaarde is echter dan, dat het onderwijs aldaar, voor zover niet in de moedertaal, in het Nederlands gegeven wordt en niet in het Maleis/Indonesisch. Hier kan nog een arbeidsveld voor het A.N.V. liggen. Hoogachtend, P.N. MAX. ⋆ ⋆ ⋆ De heer DOKTER POL DOUSSY, Assistent in de Bacteriologie en Hygiëne aan de Universiteit te Gent en lid van het Alg. Ned. Verbond, schrjft ons: De Nederlandse Vereniging voor Microbiologie heeft onlangs te Eindhoven in de Laboratoria der Philips-fabrieken een congres gehouden, waarbij ook de Belgische Microbiologen waren uitgenodigd. De beleefdheid der Nederlanders ging zover dat zij het nodig achtten, alle mededelingen die op het congres werden gegeven, in het Frans te laten doorgaan. Wanneer er weer sprake is van nauwere samenwerking tussen hogergenoemde Nederlandse Vereniging en de Belgische Microbiologen zouden wij er goed aan doen de Nederlanders en de Vlamingen toch op een zekere eerbied voor en fierheid over hun eigen taal te wijzen.
* * *
De heer VERSCHAAEREN TE MECHELEN schrijft ons, dat hij met volledige instemming heeft kennis genomen van het hoofdartikel ‘Wat is goed Nederlands?’ in Neerlandia van November 1.1. Hij betoogt dan waarom het vooral in Vlaanderen, in het bijzonder te Brussel van zoveel belang is, dat zo zuiver mogelijk Nederlands wordt gesproken en geschreven, ook in de zogenaamd tweetalige teksten. Hij dringt er op aan vooral een eenvoudige en klare taal te gebruiken en betreurt de opneming in de woordenboeken van talrijke geheel overbodige vreemde woorden. De schrijver vreest echter ‘dat de vriendelijke aansporing van de heer R. niet veel uitwerking zal hebben’ en dringt aan op ‘kordate maatregelen’ om verbastering van ons geliefd Nederlands te voorkomen. ‘Vooreerst’, zegt hij, ‘zou het A.N.V. de uitgave moeten hervatten van lijsten van ‘Nederlandse woorden en uitdrukkingen ter vervanging van ‘ismen’. Wij maken hieruit op, dat de schrijver wel bekend is met een vroegere druk van ons boekje ‘Taalzuivering’, dat die ondertitel droeg, doch niet met de laatste, welke nog niet uitverkocht is, doch bij het Verbondskantoor, Snrinamestraat 28 te 's-Gravenhage, kan worden besteld. Hij somt dan verscheidene vreemde woorden op. Wij zullen eens nagaan of die alle in ‘Taalzuivering’ voorkomen met het gelijkwaardige Nederlandse woord. Voorts geeft de heer V. het Verbond in overweging, de uitgevers van bladen en boeken aan te zetten tot de wering van nodeloze vreemde woorden ‘hen erop wijzende dat herhalingen gemakkelijk kunnen vermeden worden door het gebruiken van een der vele synoniemen, die ter beschikking staan of door een omschrijving’, enz. Ten slotte acht de briefschrijver het A.N.V. het aangewezen lichaam om het voorbeeld te geven bij het vormen van nieuwe woorden, naar hij meent ‘terecht zo warm aanbevolen door de heer R.’. ‘Die nieuwe woorden’, zo besluit, hij, ‘zouden dan in Neerlandia onder een bijzondere rubriek kunnen opgenomen worden.’
Wij danken de heer V. voor zijn uitvoerige brief, een blijk van belangstelling in ons blad en in het streven van het A.N.V., dat wij zeer op prijs stellen. Het dagelijks bestuur van het Verbond zal zijn wenken welwillend in overweging nemen. |
|