Republiek, in de aula van de Universiteit van Pretoria.
In zijn rede sprak Generaal Smuts van de bijdrage van de Hollanders in het algemeen en van Dr. Leyds in het bizonder tot de ontwikkeling van Zuid-Afrika. Hij meende, dat het belang van deze bijdrage nooit zou kunnen worden overschat. Toen hij in 1895 in de Transvaal kwam was er ernstige mededinging tusschen Afrikaners en Hollanders. Dit had hij toen begrepen, doch dat gevoel nooit kunnen deelen. Hoemeetr hij van Nederlanders had gezien, hoe meer hij het groote werk door hen verricht voor Zuid-Afrika had bewonderd. De wrijving die vroeger bestond, was reeds lang verdwenen en had plaats gemaakt voor een gevoel van groote vriendschap. En de grootste bijdrage kwam zeker wel van Willem Johannes Leyds.
Ik heb altijd gevoeld, dat zijn verdienste niet voldoende is erkend, maar dat kwam alleen, omdat Leyds niet tot het soort menschen behoort, dat zichzelf op den voorgrond dringt. Zijn werk was voor hem altijd meer dan zijn positie en dat werk was steeds van het hoogste belang.
Reeds vroeg was hij Staats-Procureur en later Staats-Secretaris en in deze kwaliteit droeg hij de verantwoordelijkheid voor nagenoeg de geheele Administratie van de Transvaal. Er is hem naar het hoofd geworpen, dat hij fouten heeft gemaakt, maar President Krüger regeerde meer naar eigen inzichten, dan iemand anders. De Transvaal was een land van veeteelt. In één slag werd het iets geheel anders. De aanpassing aan dien nieuwen toestand was uiterst moeilijk. Onze Engelsche vrienden gaven ons weinig hulp. Imperialisme vierde hoogtij in die dagen en was er iets aan te merken, dan kon men er staat op maken, dat er zout op werd gelegd. Ze waren zelfs meer critisch aangelegd dan wij heden, en uit iedere fout werd munt geslagen. Geen steun mocht worden verwacht en de zondebok was steeds Dr. Leyds. De taak was er een voor een Hercules en hij bouwde een gezonde, voorbeeldige administratie, waarop wij steeds trotsch mogen zijn. Dr. Leyds was immer onpartijdig, vèrziend, en verstandig en niemand kon hem nageven, dat hij geen Afrikaner was.
De belangen van Transvaal lagen hem na aan het hart en hij wekte algemeene bewondering. Geen opoffering was hem te groot. Zijn boek, geschreven ten tijde van de Unie zal altijd een van de belangrijkste bijdragen blijven tot de geschiedenis van de vroege dagen van Zuid-Afrika. Zijn naam mag nooit worden vergeten en wij hopen, dat deze buste daartoe zal bijdragen.
(Uit het Engelsche Blad ‘The Star’ te Johannesburg)