Fransche zinswending
In ‘Neerlandia’ van Juni 1936, blz. 134, heeft de heer Peller in zijn bijdrage ‘Taalnootjes’ bezwaar gemaakt tegen een zinswending, voorkomende in een brief van ‘een onzer leden in Indië’, waarin deze schreef: ‘In 1931 was 't naar 'k meen, dat ik het woord baatlast verzon’. Hiertegen heeft de heer Peller doen opmerken: ‘Wèl hebben wij bezwaar tegen de Fransche zinswending, waarmede de hooggeachte inzender zijn vraag begint. In het Nederlandsch schrijft men: “In 1931 verzon ik” enz.’
Zeker hebben vooral wij Vlamingen te strijden tegen het gallicisme, dat de heer Peller op het oog heeft en dat ik af en toe ook aantref bij Rijksnederlanders. Zoo teekende ik aan bij Prof. Dr. A.A. van Schelven, in het ‘Gedenkboek van het A.N.V.’, blz. 183: ‘Het is van die woonplaatsen van den Nederduitschen stam in de verstrooiing, dat dit hoofdstuk een beeld wil trachten te geven’. Ook in de ‘Haagsche Post’ van 21 Juni 1930, blz. 17, vond ik: ‘Het is vooral het lid van de Eerste Kamer ir. Koster, dat zich beijvert om de wenschelijkheid te bepleiten van aanleg van een ruim scheepvaartkanaal’. In deze beide gevallen hebben wij klaarblijkelijk te doen met de Fransche zinswending c'est.... que...., c'est lui qui....
Echter niet in het geval dat de heer Peller in bovenbedoelden ingezonden brief uit Indië aanhaalt en waarin de inzender nadrukkelijk te kennen geeft, dat hij zich niet al te duidelijk meer herinnert dat hij in het jaar 1931 het betrokken woord heeft verzonnen. Had de inzender b.v. geschreven: ‘In 1931, naar ik meen, verzon ik’ enz., dan zou menigeen zich immers kunnen afvragen of hij over het geheele feit nog wel zekerheid heeft.
Overigens hebben wij bij D. Boswijk en W. Walstra, in hun taalboekje ‘Het Levende Woord’, II, 7de druk, blz. 66, een analoog voorbeeld aangetroffen: ‘Zijn = geschieden. Het was in 1848, dat Nederland eene nieuwe Grondwet kreeg, niet in 1849’. Terecht hebben deze schrijvers dit voorbeeld als goed Nederlandsch opgegeven.
Nog een ander goed gebruik teekende ik aan uit ‘Leven en Werken’, Oct. 1934, blz. 540, waar N. van Suchtelen schreef: ‘het is het lot van alle driften dat zij èèns zijn uitgewoed.’
Ik acht het van belang de lezers van ‘Neerlandia’ deze terechtwijzing mede te deelen, opdat men niet ook gevallen van gepast gebruik van de zinswending het is.... dat.... of het was... dat... onbesuisd ga beoordeelen en aldus het kind met het badwater zou weggooien.
Mag ik U dan ook verzoeken deze terechtwijzing in ‘Neerlandia’ te laten opnemen?
Met besten dank bij voorbaat voor welwillende plaatsing en beleefde groeten
Uw. dw.
CONST. H. PEETERS.
Uiteraard wordt alleen bezwaar gemaakt tegen een onjuist gebruikte uitdrukking. In het bedoelde geval was er geen aanleiding, te vermoeden, dat het jaartal 1931 een bijzondere beteekenis had.
PELLER.