niet de minste belangstelling heeft getoond. Wel groot is de tegenstelling tusschen de brullende en loeiende massa's, die op de ‘Zesdaagschen’ en internationale voetbalwedstrijden verstrooiïng zoeken - om van de bioscopen niet te spreken - en de met heel wat meer ernst bezielde mannen en vrouwen die, vertrouwend op eigen kracht, een eeuw geleden de oceaanreis aanvaardden, om elders den levensstrijd voort te zetten.
Deze groote tegenstelling trof mij bij het lezen van een dezer dagen verschenen klein, onaanzienlijk maar belangwekkend geschriftje van den zoon van een der bovenbedoelde landverhuizers, n.l. Harry Eenigenburg, ook zelf pionier maar tevens, behalve landbouwer en timmerman, zich thans, 76 jaren oud, vol trots noemend: ‘Author and historian’, want schrijver van ‘The Calumet Region and it's Early Settlers’, Chicago, Ill. 1935. ‘This will be the last and only history that will ever be written about the early pioneers’ verzekert met reeds typisch Amerikaansch aandoende zelfvoldaanheid onze Harry en prijst zijn boekje dan even Amerikaansch tegen 60 c. per deeltje warm aan. Iedere er meer of minder bij betrokken familie dient het in huis te hebben ‘and pass it on to the next generation in memory of the dear old pioneers’.
Het boekje - met twee portretten van den schrijver verlucht - is een typisch pioniers-geschriftje: ietwat onsamenhangend, dikwijls naïef aandoend maar desondanks van beteekenis door de dikwijls nauwkeurig verzamelde feiten, de onopgesmuktheid en vooral ook door den eerbied voor de werkzame ouders, die er uit spreekt. Gerrit Eenigenburg, Harry's vader, behoorde tot de groep Noord-Hollanders, die in 1849 - na een vermoeiende reis van twee maanden, gedurende welke een 17-tal der verhuizers om het leven kwam en in den oceaan hun graf vonden - zich nederzetten tusschen het toenmalige stadje Chicago en het twee jaren eerder door Zuid-Hollanders gestichtte Lage Prairie. Aldus werd hij een der stichters van het thans zoo rijke Roseland. Toch bleef vader Eenigenburg hier slechts enkele jaren. Hij wenschte een groote veeboerderij en verhuisde daarom reeds in 1853 15 mijlen meer zuidwaarts naar Oak Glen. Kostte het land te Hooge Prairie, zooals Roseland toen nog werd genoemd, 5 dollar de acre (0,4 H.A.), in het meer afgelegen en meer moerassige Oak Glen kocht Eenigenburg 160 acres land, d.i. 64 H.A. à 93 cents per acre. Hij was hier de tweede kolonist. Heel dit gebied was vrijwel onbewoond, één derde ervan was bosch, de rest weide of moeras. De afvoer van het water der riviertjes, de Calumet e.a. werd belemmerd door de duinenrijen of ridges, welke zich in bogen om de zuidelijke oever van het Michigan meer uitstrekken. Afdoende bevrijd van het overtollige water werd men eerst na jaren van inspanning in 1868 toen de Grand Calumetrivier met het Illinois en Michigankanaal in verbinding werd gebracht, waardoor de waterstand in al de moerasstroompjes 10 voet daalde! Dat de grond hierdoor in waarde enorm toenam, behoeft nauwelijks te worden gezegd. Eenigenburg had zijn woning of liever hut - één verdieping, 16 voet breed, 24 voet lang - gebouwd op een lagen zandrug aan de grens van 't bosch en de prairie. In deze pioniershut werd onze
Harry in 1859 geboren en groeide hij op in een heerlijk ‘wilde’ omgeving, waar hij met het meest verschillende gevogelte en wild kennis maakte, waar de winters geducht koud konden zijn - de sneeuw dan soms vier of vijf voet dik den grond bedekte - de zomers soms verstikkend heet. Waar geweldige branden soms heele wouden vernietigden, zooals bijv. in 1871 toen Chicago afbrandde en heel de Calumetstreek dagen lang door het vuur werd geteisterd.
Welvaart in deze streken kwam er vooral na de industrialisatie, welke begon met de vestiging van de Pullman Car Company in 1880 aan het Calumetmeer. De landprijzen gingen toen geweldig de hoogte in, terwijl tevens een groote vraag naar landbouw- en veeteeltproducten ontstond. Men is zich toen vooral ook op de tuinderij gaan toeleggen.
De jonge Harry was intusschen timmerman geworden. Twee zijner broers